(Vervolg)
•
Wanneer een koplamp niet juist
is afgesteld.
•
Wanneer op een smalle bochti-
ge weg of een weg met slecht
wegdek wordt gereden.
•
Wanneer heuvelop of -af wordt
gereden.
•
Wanneer slechts een deel van
de voorligger zichtbaar is op
een kruising of in een bocht.
•
Wanneer er een verkeerslicht,
reflecterend bord, knipperlicht
of spiegel aanwezig is.
•
Wanneer de wegomstandighe-
den slecht zijn, bijvoorbeeld
doordat de weg nat is of bedekt
is met sneeuw.
•
Wanneer de koplampen van
een tegemoetkomend voertuig
uitgeschakeld, maar de mist-
lampen ingeschakeld zijn.
•
Wanneer een auto plotseling
opduikt uit een bocht.
•
Wanneer de auto scheef hangt
door een lekke band of doordat
hij gesleept wordt.
(Vervolg)
(Vervolg)
•
Wanneer het waarschuwings-
lampje van het Lane Keeping
Assist-systeem (LKA) brandt.
(indien van toepassing)
•
Wanneer het zicht naar voren
slecht is.
•
Wanneer de lamp van een tege-
moetkomend voertuig of voor-
ligger is bedekt met stof,
sneeuw of water.
•
Wanneer de verlichting van een
tegemoetkomend voertuig of
voorligger niet wordt gesignal-
eerd door uitlaatgassen, rook,
mist, sneeuw, enz.
•
De voorruit is bedekt met vuil.
•
Het zicht is slecht door mist,
zware regenval, sneeuw, enz.
WAARSCHUWING
•
Haal de voorruitcamera niet
uit elkaar, bijvoorbeeld om de
ruit extra te tinten of coatings
of accessoires aan te bren-
gen. Als u de camera uit
elkaar hebt gehaald en weer
in elkaar hebt gezet, advise-
ren we u de kalibratie van het
systeem te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-
dealer.
•
Als u de voorruit of de voor-
ruitcamera hebt vervangen,
adviseren we u het systeem te
laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
•
Zorg ervoor dat er geen water
in de High Beam Assist-unit
(HBA) terechtkomt en verwij-
der of beschadig de onderde-
len van het High Beam Assist-
systeem (HBA) niet.
(Vervolg)
3
3-95