Rijden met uw auto
R (achteruit)
Gebruik deze stand om de auto ach-
teruit te rijden.
AANWIJZING
Laat de auto helemaal tot stilstand
komen alvorens de selectiehen-
del in of uit stand R te zetten.
Anders zou de transmissie kun-
nen beschadigen.
5-26
N (neutraal)
De wielen en de transmissie zijn niet
geblokkeerd.
Gebruik N (Neutraal) als u een uitge-
vallen motor opnieuw wilt starten, of
als het noodzakelijk is om de motor
AAN te laten. Plaats de versnelling-
spook in P (Parkeren) als u uw voer-
tuig om welke reden ook moet verla-
ten.
Trap het rempedaal altijd in als u wis-
selt van N (Neutraal) naar een ande-
re versnelling.
WAARSCHUWING
Plaats niet in een versnelling
als uw voet niet op het rempe-
daal geplaatst is. Het in versnel-
ling plaatsen terwijl de motor op
hoge snelheid loopt kan ervoor
zorgen dat het voertuig erg snel
gaat. U kunt de controle verlie-
zen en mensen of voorwerpen
raken.
Stand D (Rijden)
Dit is de normale stand voor het rij-
den in richting. De transmissie scha-
kelt automatisch tussen de 4 ver-
snellingen vooruit voor een zo laag
mogelijk brandstofverbruik bij opti-
male prestaties.
Druk voor extra vermogen tijdens
inhaalmanoeuvres of het beklimmen
van een steile helling het gaspedaal
volledig in. Hierdoor zal de automati-
sche transmissie automatisch een
lagere versnelling kiezen.