(Vervolg)
• Om een nieuw apparaat te regis-
treren, herhaalen de stappen 1
tot en met 4.
• Wanneer
een
apparaat
Bluetooth met het systeem is
verbonden, kunt u geen ander
apparaat koppelen.
• Als u de automatische Blue-
tooth-verbindingsfunctie gebru-
ikt, kan een gesprek worden
doorgeschakeld naar de handsf-
ree van het voertuig wanneer u
de telefoon in de buurt van het
voertuig opneemt terwijl de
motor van het voertuig aan
staat. Als u niet wilt dat het sys-
teem automatisch verbinding
maakt met het apparaat, deacti-
veert u de Bluetooth op uw
apparaat.
• Wanneer een apparaat via Blue-
tooth met het systeem is ver-
bonden, raakt de batterij van het
apparaat mogelijk sneller leeg.
Verbinding maken met een
gekoppeld apparaat
Om een Bluetooth-apparaat op uw
systeem te gebruiken, verbindt u het
gekoppelde apparaat op het sys-
via
teem. Uw systeem kan slechts met
één apparaat tegelijk worden ver-
bonden.
1. Vanuit het bedieningspaneel, drukt
u op de knop [SETUP/CLOCK] en
selecteert u vervolgens Telefoon
u Gekoppeld apparaten.
• Als er geen verbonden apparaat
is, drukt u op de knop [PHONE]
op het bedieningspaneel of op
de knop Bellen/Beantwoorden
op het stuurwiel.
2. Draai de knop [TUNE] om het
apparaat te selecteren waar u ver-
binding mee wilt maken en druk
vervolgens de knop in.
• Als een ander apparaat al met
uw systeem is verbonden, kop-
pelt u het los. Selecteer het ver-
bonden apparaat om los te kop-
pelen.
AANWIJZING
• Als een verbinding eindigt omdat
een apparaat buiten het verbin-
dingsbereik is of als er een appa-
raatfout optreedt, wordt de aan-
sluiting automatisch hersteld
wanneer het apparaat het verbin-
dingsbereik binnengaat of wan-
neer de fout wordt gewist.
• De Bluetooth-verbinding is niet
beschikbaar wanneer de Blue-
tooth-functie van het apparaat is
uitgeschakeld. Zorg ervoor dat
de Bluetoothfunctie van het
apparaat is ingeschakeld.
De verbinding met een apparaat
verbreken
Als u het gebruik van een Bluetooth-
apparaat wilt stoppen of een ander
apparaat wilt verbinden, koppelt u het
momenteel verbonden apparaat los.
1. Vanuit het bedieningspaneel, drukt
u op de knop [SETUP/CLOCK] en
selecteert u vervolgens Telefoon
u Gekoppeld apparaten.
2. Draai de knop [TUNE] om het
apparaat te selecteren waarmee u
de verbinding wilt verbreken en
druk vervolgens de knop in.
3. Druk op de knop [1 RPT] om Ja te
selecteren.
4
4-29