Kantelbesturing /
Telescoopbesturing (indien
van toepassing)
Stel het stuurwiel zo in, dat het in de
richting van je borst wijst en niet in
de richting van je gezicht. Zorg
ervoor dat u de waarschuwingslamp-
jes en meters op het dashboard kunt
zien. Controleer na het afstellen of
het stuurwiel goed vastzit. Stel de
positie van het stuurwiel altijd in
voordat u gaat rijden.
WAARSCHUWING
Stel het stuurwiel NOOIT af tij-
dens het rijden. Hierdoor kunt u
de controle over de auto verlie-
zen waardoor een ongeluk met
ernstig letsel of schade het
gevolg kan zijn.
De hoek en hoogte van het stuurwiel
wijzigen:
1. Trek de ontgrendelingshendel na-
ar beneden (1).
2. Stel het stuurwiel in volgens de
gewenste hoek (2) en de gewens-
te hoogte (3).
3. Trek de ontgrendelingshendel om-
hoog (4) om het stuurwiel op zijn
plaats te vergrendelen.
i
Informatie
Na afstelling zal de ontgrendelings-
hendel het stuur soms niet vergrende-
len. Dit duidt niet op een storing. Dit
gebeurt wanneer twee tandwielen
samenkomen. In dat geval, stel het
stuurwiel opnieuw in en vergrendel
het stuurwiel dan.
Stuurwielverwarming
(indien van toepassing)
OGB044013
Wanneer het contactslot in de AAN-
positie staatof wanneer de motor
draait, drukt u op de verwarmings-
stuurwielknop om het stuurwiel te
verwarmen. Het controlelampje in de
schakelaar gaat branden.
Druk nogmaals op de schakelaar om
de stuurwielverwarming uit te scha-
kelen. Het controlelampje in de scha-
kelaar dooft.
Het verwarmde stuurwiel zal na
ongeveer 30 minuten automatisch
worden uitgeschakeld.
3
OGB046021
3-39