9. Draai de wielmoeren verder los en
verwijder ze. Schuif het wiel van
de wielbouten af en leg het wiel
plat neer, zodat het niet kan weg-
rollen. Pak het reservewiel op,
breng de gaten voor de wielbou-
ten in lijn met de wielbouten en
schuif het wiel op de wielbouten.
Houd het wiel iets scheef en begin
met het bovenste gat in lijn te
brengen met de bovenste wielbout
als het niet lukt het wiel in één
keer tegelijk op alle wielbouten te
schuiven. Beweeg vervolgens het
wiel iets heen en weer zodat het
op de overige wielbouten gescho-
ven kan worden.
WAARSCHUWING
•
De velgen en wieldoppen kun-
nen scherpe randen hebben.
Ga er, om te voorkomen dat u
zich bezeert, voorzichtig mee
om.
•
Controleer voor het plaatsen
van het wiel of er niets (mod-
der, teer, grind, enz.) op de
wielnaaf of de velg aanwezig
is dat zou kunnen voorkomen
dat het wiel goed tegen de
wielnaaf aanligt. Verwijder
eventuele Als het wiel niet
goed tegen de wielnaaf aan-
ligt, zouden de wielmoeren
los kunnen lopen, waardoor u
het wiel zou kunnen verliezen.
Als u een wiel verliest, kunt u
de controle over de auto kwijt-
raken. Hierdoor kan ernstig
letsel ontstaan.
10. Druk het wiel tegen de wielnaaf
aan, plaats de wielmoeren op de
wielbouten en draai ze handvast.
Beweeg het wiel heen en weer
om te controleren of het wiel
goed aanligt en draai de wiel-
moeren zo ver mogelijk met de
hand aan.
11. Laat de auto zakken door de
wielsleutel linksom te draaien.
6
6-13