Rijden met uw auto
OPMERKING
•
Verhoging (hoge tempera-
tuur) van de transmissietem-
peratuurmeter verschijnt me-
estal op een helling wanneer
het voertuig voor een lange
tijd met het gaspedaal inge-
drukt wordt gestopt, zonder
het rempedaal in te drukken.
5-34
Normaal (onder markering 10)
• Om de optimale schakelprestaties
te behouden, moet u zo rijden dat
de temperatuurmeter onder het
punt is (onder markering10).
i
Informatie
De temperatuurmeter kan snel stijgen
als de slip van de koppeling te groot
wordt als gevolg van herhaaldelijk
stoppen en rijden op steile hellingen
en wanneer Hill Hold lange tijd wordt
aangehouden. Om te hoge temperatu-
ren te voorkomen, gebruikt u de rem
tijdens rijden op lage snelheid of wan-
neer u de auto op een heuvel stopt.
OGB048247
Voor het invoeren van Hoog/Overver-
hitting (van markering 10 tot 14)
• Deze zone toont aan dat de dubbe-
le koppelingstemperatuur van de
DCT is vóór het betreden van de
hoge/oververhittingszone. Wanneer
de koppelingstemperatuur zich bin-
nen deze zone bevindt (van marke-
ring 10 tot 14), stuur dan het mini-
maliseren van de koppelingsslip
zodat de temperatuurmeter onder
het punt ligt (markering 10).
• Als de temperatuur van de dubbe-
le koppeling blijft verhogen en de
markering 14 bereikt, klinkt het
waarschuwingsalarm en verschijnt
de temperatuurmeter op het clus-
ter. Het DCT-waarschuwingsbe-
richt wordt niet weergegeven.
OGB048254