WAARSCHUWING
Tapeinden
Wanneer de tapeinden bescha-
digd zijn, kunnen ze het wiel
niet meer goed op zijn plaats
houden. Hierdoor kan het wiel
losraken en een ongeval ver-
oorzaken, waardoor letsel kan
ontstaan.
Plaats de krik, de krikslinger, de wiel-
moersleutel en het gereedschaps-
etui zorgvuldig om te voorkomen dat
ze tijdens het rijden gaan rammelen.
WAARSCHUWING
Onjuiste bandenspanning
reservewiel
Controleer na het plaatsen van
het reservewiel zo spoedig
mogelijk de bandenspanning.
Breng de band indien nodig op
de voorgeschreven spanning.
Zie "Velgen en banden" in
hoofdstuk 8.
Belangrijk – gebruik van een
compact reservewiel (indien van
toepassing)
Het voertuig is uitgerust met een
compact reservewiel. Dit compacte
reservewiel neemt minder plaats in
en is lichter dan een wiel van norma-
le grootte. Dit wiel is kleiner dan een
conventioneel wiel en is alleen ont-
worpen voor tijdelijk gebruik.
AANWIJZING
• Rij voorzichtig wanneer het
compacte reservewiel in gebruik
is.
Het compacte reservewiel
moet zo snel mogelijk worden
terug gewisseld door een "nor-
maal" wiel.
• Het is aan te raden niet meer dan
één compact reserve wiel te
gebruiken en dit wiel zo snel
mogelijk weer terug te wisselen
voor het orginele wiel.
WAARSCHUWING
Het compacte reservewiel is
alleen voor gebruik in noodge-
vallen. Rij niet harder dan 80
km/ uur (50 mph). Het oorspron-
kelijke wiel moet zo spoedig
mogelijk worden gerepareerd
en terug geplaatst. Dit komt het
rijcomfort en de veiligheid te
goede.
Het compacte reservewiel moet een
spanning hebben van 420 kPa (60
psi).
i
Informatie
Controleer na het plaatsen van het re-
servewiel de bandenspanning. Breng
de band indien nodig op de voorge-
schreven spanning.
6
6-15