Overzicht
1
Ontgrendelen
2
Vergrendelen
3
Achterklepontgrendeling
4
Vertraagd uitschakelen koplampen
Ontgrendelen
Algemeen
De reactie van de auto op het ont-
grendelen met de afstandsbediening
is afhankelijk van de volgende instel-
lingen, zie blz. 98 voor het vergren-
delen en ontgrendelen:
• Of alleen het bestuurdersportier en
de tankdopklep of de hele auto
wordt ontgrendeld als de toets
voor het eerst wordt ingedrukt.
• Of het ontgrendelen van de auto
wordt bevestigd met een lichtsig-
naal.
• Of de verlichting van het Welcome
Light-systeem (zie blz. 186) wordt
ingeschakeld als de auto wordt
ontgrendeld.
• Of de bestuurdersstoel is ingesteld
op de laatste stoelpositie die is
opgeslagen in het bestuurderspro-
fiel.
4-1. BEDIENING
• Of de ruit verder wordt geopend
om het instappen gemakkelijker te
maken.
Ontgrendelen van de auto
Druk op de toets op de
afstandsbediening.
Als alleen het bestuurdersportier en
de tankdopklep zijn ontgrendeld van-
wege de instellingen, druk dan nog-
maals op de toets op de
afstandsbediening om de auto volle-
dig te ontgrendelen.
De volgende functies worden ook uit-
gevoerd:
• Als een bestuurdersprofiel (zie
blz. 72) is toegewezen aan de
afstandsbediening, wordt dit
bestuurdersprofiel geactiveerd en
worden de hierin opgeslagen
instellingen geconfigureerd.
• De interieurverlichting wordt inge-
schakeld, tenzij deze handmatig
was uitgeschakeld. Handmatig
in-/uitschakelen van de interieur-
verlichting, zie blz. 191.
• Met antidiefstalsysteem: Het anti-
diefstalsysteem wordt uitgescha-
keld.
• Met alarmsysteem: Het alarmsys-
teem (zie blz. 100) wordt uitge-
schakeld.
Druk twee keer snel achter
elkaar op de toets van de
afstandsbediening om het
comfortgeheugen te activeren.
Afhankelijk van de instellingen gaat
bij het openen van een portier de por-
tierruit verder omlaag.
87
4