290
6-1. MOBILITEIT
6-1.MOBILITEIT
Tanken
Uitrusting
Dit hoofdstuk beschrijft alle stan-
daard, landspecifieke en speciale uit-
rusting die beschikbaar is voor de
modelserie. Daardoor worden moge-
lijk uitrusting en functies beschreven
die niet in uw auto aanwezig zijn, bij-
voorbeeld als gevolg van de geselec-
teerde optionele uitrusting of de
landenspecificatie. Dit geldt ook voor
functies en systemen met betrekking
tot veiligheid. Houd u bij het gebruik
van de bijbehorende functies en sys-
temen aan de desbetreffende wet- en
regelgeving.
Aanwijzingen voor het tanken
Algemeen
Bekijk alvorens te tanken de aanwij-
zingen over de brandstofkwaliteit op
blz. 321.
Steek bij het tanken het vulpistool vol-
ledig in de vulpijp. Als u tijdens het
tanken het vulpistool omhoog
beweegt, kan het volgende gebeu-
ren:
De brandstoftoevoer wordt voortij-
dig onderbroken.
De brandstofdampen en -gassen
worden minder efficiënt afgevan-
gen.
De brandstoftank is volledig gevuld
als het vulpistool voor de eerste keer
afslaat.
Korea: Zorg ervoor dat de tankdop na
het tanken goed wordt gesloten,
anders gaat het emissiewaarschu-
wingslampje mogelijk branden.
Houd u aan de veiligheidsregels die
bij tankstations zijn aangegeven.
Veiligheidsaanwijzingen
OPMERKING
Als de actieradius kleiner is dan 50 km,
is het mogelijk dat de motor onvol-
doende brandstof toegevoerd krijgt. De
motor kan dan afslaan. Er bestaat een
kans op schade. Ga op tijd tanken.
OPMERKING
Brandstoffen zijn giftige en bijtende stof-
fen. Als de brandstoftank te ver wordt
gevuld, kan schade ontstaan aan het
brandstofsysteem. Als brandstof in con-
tact komt met de lak, kan de lak bescha-
digd raken. Ook het milieu kan
aangetast worden. Er bestaat een kans
op schade. Tank niet te veel brandstof.
Tankdop
Openen
1
Druk kort op de achterste rand
van de tankdopklep.