120
4-1. BEDIENING
Het wordt afgeraden om
een baby- of kinderzitje op
de voorpassagiersstoel te
gebruiken.
WAARSCHUWING
Let op!
Gebruik geen tegen de rijrichting in
geplaatst baby- of kinderzitje op een
stoel met een airbag ervoor.
Niet voor Australië/
Nieuw-Zeeland en Taiwan: Op
de voorpassagiersstoel
Uitschakelen van airbags
WAARSCHUWING
Ingeschakelde voorpassagiersairbags
die worden opgeblazen, kunnen een
kind in een baby- of kinderzitje verwon-
den. Er bestaat een kans op letsel. Zorg
ervoor dat de voorpassagiersairbags
zijn uitgeschakeld en dat het controle-
lampje passagiersairbag OFF brandt.
Zorg er vóór het plaatsen van een
baby- of kinderzitje op de voorpassa-
giersstoel voor dat de airbag voor en
de side airbag aan de passagiers-
zijde zijn uitgeschakeld.
Uitschakelen van de voorpassagier-
sairbags met de schakelaar voor het
in- en uitschakelen van de voorpas-
sagiersairbags, zie blz. 202.
Tegen de rijrichting in geplaatste
baby- en kinderzitjes
WAARSCHUWING
Ingeschakelde voorpassagiersairbags
die worden opgeblazen, kunnen een
kind in een tegen de rijrichting in
geplaatst baby- of kinderzitje ernstig
verwonden. Er bestaat een kans op
(ernstig) letsel. Zorg ervoor dat de voor-
passagiersairbags zijn uitgeschakeld en
dat het controlelampje passagiersairbag
OFF brandt.
Volg de instructies op de zonneklep
voor de voorpassagier.
Gebruik NOOIT een tegen de rijrich-
ting in geplaatst baby- of kinderzitje
op een stoel met een INGESCHA-
KELDE AIRBAG, omdat het KIND
anders ERNSTIG LETSEL kan oplo-
pen als de airbag wordt geactiveerd.
Stoelpositie en -hoogte
Behalve ASEAN-landen, Zuid-Afrika,
Australië en Nieuw-Zeeland zonder
onderste ISOfix-bevestigingspunt en
aan/uit-schakelaar airbag: Schuif,
voordat u een universeel baby- of kin-
derzitje plaatst, de voorpassagiers-
stoel zo ver mogelijk naar achteren
en zet hem in de hoogste positie. Bij
deze stoelpositie en -hoogte wordt de