146
4-1. BEDIENING
Veiligheidsfunctie
Als de motor automatisch is uitge-
schakeld, zal hij niet automatisch
worden gestart als aan een van de
volgende voorwaarden wordt vol-
daan:
Bestuurdersgordel los en bestuur-
dersportier open.
Motorkap is ontgrendeld.
Diverse controlelampjes branden,
waarbij de tijdsduur varieert.
De motor kan alleen worden gestart
met de startknop.
Beperkingen van het systeem
Zelfs als u niet wilt wegrijden, wordt
de motor automatisch gestart in de
volgende situaties:
Zeer hoge temperatuur in het inte-
rieur wanneer de koelfunctie wordt
ingeschakeld.
Zeer lage temperatuur in het interi-
eur wanneer de verwarming wordt
ingeschakeld.
Als er een kans is op condensvor-
ming wanneer de automatische
airconditioning wordt ingescha-
keld.
De bestuurder oefent kracht uit op
het stuurwiel.
Schakelen van stand D naar N of
R.
Schakelen van stand P naar N, D
of R.
Accu is ver ontladen.
Start van het meten van het olie-
peil.
Intelligent Stop &
Start-systeem
Afhankelijk van de uitvoering en het
land heeft de auto verschillende sen-
soren om de verkeerssituatie te
registreren. Hierdoor kan het intelli-
gente Stop & Start-systeem zich aan-
passen aan verschillende
verkeerssituaties en er indien nodig
op anticiperen.
Bijvoorbeeld in de volgende situaties:
Als er een situatie wordt gesigna-
leerd waarbij de duur van de stop
waarschijnlijk erg kort is, wordt de
motor niet automatisch uitgescha-
keld. Afhankelijk van de situatie
wordt er een melding weergege-
ven op het regeldisplay.
Als er een situatie wordt gesigna-
leerd waarbij de auto onmiddellijk
moet wegrijden, wordt de uitge-
schakelde motor automatisch
gestart.
De functie wordt mogelijk beperkt als
bijvoorbeeld de navigatiegegevens
ongeldig, verouderd of niet beschik-
baar zijn.
Handmatig in-/uitschakelen
van het systeem
Principe
De motor wordt niet automatisch uit-
geschakeld.
De motor wordt gestart terwijl de
motor automatisch is uitgeschakeld.