256
4-1. BEDIENING
Objecten met hoeken, randen en
gladde vlakken.
Objecten met smalle vlakken of
structuren, zoals hekken.
Objecten met poreuze vlakken.
Kleine en lage objecten, zoals
dozen.
Obstakels en personen aan de
rand van de rijstrook.
Zachte of met schuim omhulde
obstakels.
Planten en struiken.
Reeds aangegeven lage objecten,
zoals stoepranden, kunnen in het
blinde bereik van de sensoren
terechtkomen voordat of nadat
een ononderbroken geluidssig-
naal klinkt.
Het systeem houdt geen rekening
met uit de auto stekende lading.
Vals alarm
Onder de volgende omstandigheden
kan het voorkomen dat het systeem
een waarschuwing geeft terwijl zich
geen obstakel in het detectiebereik
bevindt:
Bij zware regenval.
Als de sensoren erg vuil of bedekt
met ijs zijn.
Als de sensoren zijn bedekt met
sneeuw.
Op een slecht wegdek.
Op een ongelijkmatig wegdek, bij-
voorbeeld op een verkeersdrem-
pel.
In grote, rechthoekige gebouwen
met gladde muren, zoals een
ondergrondse parkeergarage.
In autowasplaatsen en -wasstra-
ten.
Bij een sterke opeenhoping van
uitlaatgassen.
Bij verstoring door andere ultra-
sone signalen, zoals van veegma-
chines, stoomreinigers en
neonverlichting.
Schakel om vals alarm te voorkomen
(bijvoorbeeld in een automatische
wasstraat, zie blz. 252), het automa-
tisch activeren van Parking Sensors
bij detectie van obstakels uit.
Storing
Er wordt een voertuigmelding weer-
gegeven.
Er wordt een wit symbool weer-
gegeven en het detectiege-
bied van de sensoren wordt
donker weergegeven op het
regeldisplay.
Er is een storing opgetreden in Par-
king Sensors. Laat het systeem nakij-
ken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
Achteruitrijcamera
Principe
De achteruitrijcamera helpt bij het
achteruit inparkeren en bij het
manoeuvreren. Hiertoe worden de
beelden van de omgeving achter de
auto op het regeldisplay weergege-
ven.