216
4-1. BEDIENING
Reminterventie
De waarschuwing spoort de bestuur-
der aan om actief in te grijpen. Wan-
neer de remmen tijdens een
waarschuwing worden bediend,
wordt de maximale remkracht toege-
past. Remkrachthulp vereist dat het
rempedaal vooraf voldoende snel en
stevig wordt ingetrapt.
Bovendien kan het systeem helpen
door middel van reminterventie wan-
neer het risico op een aanrijding
bestaat.
Bij lage snelheden kan de auto tot
stilstand worden afgeremd.
Er wordt alleen geremd indien de rij-
stabiliteit niet is aangetast, bijvoor-
beeld door het uitschakelen van de
Vehicle Stability Control (VSC).
Het remmen kan worden onderbro-
ken door het gaspedaal in te trappen
of door het stuurwiel actief te bewe-
gen.
De signalering van objecten is moge-
lijk beperkt. Houd rekening met de
grenzen van het detectiebereik en de
functionele beperkingen.
Beperkingen van het systeem
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Door werkingslimieten van het systeem
kan het voorkomen dat het systeem
helemaal niet, te laat, onjuist of ten
onrechte reageert. Er bestaat een kans
op ongevallen en schade.
Houd rekening met de informatie over
de beperkingen van het systeem en
grijp indien nodig actief in.
Maximale snelheidslimiet
Het systeem reageert op voetgan-
gers en fietsers wanneer uw eigen
snelheid lager is dan ongeveer
85 km/h.
Detectiegebied
Het detectievermogen van het sys-
teem is beperkt.
Hierdoor geeft het systeem mogelijk
geen waarschuwingen of worden de
waarschuwingen pas laat gegeven.
Het is mogelijk dat de onderstaande
zaken niet worden gesignaleerd, bij-
voorbeeld:
Gedeeltelijk verborgen voetgan-
gers.
Voetgangers die niet als zodanig
worden gesignaleerd, als gevolg
van de kijkhoek of contouren.
Voetgangers buiten het detectie-
bereik.
Voetgangers die kleiner zijn dan
ongeveer 80 cm.