Openen van de portieren bij
ingeschakeld alarmsysteem
Als een portier wordt ontgrendeld met
de geïntegreerde sleutel en vervol-
gens wordt geopend, wordt het
alarmsysteem geactiveerd.
Stoppen van het alarm, zie blz. 102.
Openen van de achterklep bij
ingeschakeld alarmsysteem
De achterklep kan ook worden
geopend als het alarmsysteem is
ingeschakeld.
Als de achterklep wordt gesloten,
wordt hij weer vergrendeld en vanaf
dat moment weer door het alarmsys-
teem bewaakt zolang de portieren
zijn vergrendeld. De alarmknipper-
lichten knipperen één keer.
Controlelampje op de
binnenspiegel
• Het controlelampje knippert om de
2 seconden: Het alarmsysteem is
ingeschakeld.
• Het controlelampje knippert onge-
veer 10 seconden en vervolgens
om de 2 seconden: De bewegings-
sensor in het interieur en de hel-
lingsensor van het alarmsysteem
4-1. BEDIENING
zijn niet actief omdat de portieren,
de motorkap en/of de achterklep
niet goed gesloten zijn. De te ope-
nen carrosseriedelen worden
alleen door het alarmsysteem
bewaakt als ze goed zijn gesloten.
Als de niet goed gesloten te openen car-
rosseriedelen vervolgens worden geslo-
ten, worden de interieurbeveiliging en de
hellingsensor ingeschakeld.
• Het controlelampje gaat uit nadat
de auto is ontgrendeld: Er is geen
inbraak- of diefstalpoging gedaan.
• Na het ontgrendelen van de auto
knippert het controlelampje gedu-
rende maximaal 5 minuten totdat
de Drive Ready-modus wordt inge-
schakeld: Het alarm is geacti-
veerd.
Hellingsensor
De hellingsensor bewaakt de hel-
lingshoek van de auto.
Het alarmsysteem kan daardoor rea-
geren op bijvoorbeeld een poging om
de wielen onder de auto uit te stelen
of om de auto weg te takelen.
Bewegingssensor in het
interieur
Het passagierscompartiment wordt
bewaakt ter hoogte van de zittingen
van de stoelen. Het alarmsysteem,
inclusief de bewegingssensor in het
interieur, werkt daardoor ook bij
geopende ruiten. Daarbij is wel vals
alarm mogelijk door bijvoorbeeld val-
lende bladeren.
101
4