Zodra u de tuimelschakelaar loslaat,
wordt de rijsnelheid van dat moment aan-
gehouden. Wanneer u de tuimelschake-
laar tot voorbij het weerstandspunt
omhoog beweegt, accelereert de auto
sneller.
Cruise control hervatten
Als de werking van de cruise control
is onderbroken, kunt u deze weer
hervatten door de opgeslagen snel-
heid op te roepen.
Controleer voordat u de opgeslagen
snelheid oproept of het verschil tus-
sen de actuele rijsnelheid en de
opgeslagen snelheid niet te groot is.
Anders kan de auto sterker decelere-
ren of sneller accelereren dan u ver-
wacht.
Druk terwijl de werking van het
systeem is onderbroken op
deze toets.
De werking van de cruise control
wordt hervat met de opgeslagen
waarden.
In de volgende situaties wordt de
opgeslagen snelheid gewist en kan
deze niet meer worden opgeroepen:
Als het systeem wordt uitgescha-
keld.
Als de Drive Ready-modus wordt
uitgeschakeld.
4-1. BEDIENING
Weergave op het
instrumentenpaneel
Controlelampje
Als het controlelampje groen
brandt, is het systeem actief.
Als het controlelampje grijs
brandt, is de werking van het
systeem onderbroken.
Als het controlelampje uit is,
is het systeem uitgescha-
keld.
Weergave status
Afhankelijk van de uitrusting van de
auto wordt de ingestelde snelheidsli-
miet gedurende korte tijd weergege-
ven.
Weergave op het head-up
display
Bepaalde informatie van het sys-
teem kan ook worden weergegeven
op het head-up display.
Dit symbool wordt weergege-
ven als de ingestelde snelheid
is bereikt.
Beperkingen van het systeem
De ingestelde snelheid wordt ook
aangehouden bij hellingafwaarts rij-
den. Bij hellingopwaarts rijden is het
afhankelijk van het beschikbare
motorvermogen mogelijk dat de inge-
stelde snelheid niet wordt gehaald.
239
4