230
4-1. BEDIENING
Rijstabiliteits-
regelsystemen
Uitrusting
Dit hoofdstuk beschrijft alle stan-
daard, landspecifieke en speciale uit-
rusting die beschikbaar is voor de
modelserie. Daardoor worden moge-
lijk uitrusting en functies beschreven
die niet in uw auto aanwezig zijn, bij-
voorbeeld als gevolg van de geselec-
teerde optionele uitrusting of de
landenspecificatie. Dit geldt ook voor
functies en systemen met betrekking
tot veiligheid. Houd u bij het gebruik
van de bijbehorende functies en sys-
temen aan de desbetreffende wet- en
regelgeving.
Antiblokkeersysteem (ABS)
Het ABS voorkomt het blokkeren van
de wielen tijdens het remmen.
Dit zorgt ervoor dat de auto ook bij
krachtig remmen bestuurbaar blijft,
wat de actieve veiligheid ten goede
komt.
Het ABS is operationeel zodra de
motor is gestart.
Situaties waarin het ABS niet opti-
maal kan werken:
Bij het aansnijden van een bocht
met een extreem hoge snelheid
In dit geval kan ook een eventuele
ingreep van het ABS een potentieel
gevaarlijke situatie niet voorkomen. De
bestuurder is zelf verantwoordelijk voor
het inschatten van de wegsituatie en het
rijden met een veilige snelheid.
Brake Assist
Als het rempedaal snel wordt inge-
trapt, zorgt dit systeem automatisch
voor een maximale remkracht. Op die
wijze wordt de remweg bij krachtig
remmen zo kort mogelijk gehouden.
Bovendien worden hiermee de voor-
delen van het antiblokkeersysteem
(ABS) optimaal benut.
Tijdens krachtig remmen moet het
rempedaal stevig ingetrapt worden
gehouden.
Adaptive Brake Assist
In samenwerking met de Dynamic
Radar Cruise Control zorgt dit sys-
teem ervoor dat het remsysteem bij
een noodstop nog sneller op het
intrappen van het rempedaal rea-
geert.