Aanwijzingen voor het rijden
Intelligente techniek
Elektronisch stabiliseringsprogramma (ESP)
Algemeen
Algemeen
Met behulp van het ESP wordt de controle over de wagen tijdens rijdynamische
grenssituaties vergroot, bijvoorbeeld bij het snel inrijden van een bocht. Afhanke-
lijk van de staat van het wegdek wordt het slipgevaar gereduceerd en zo de rijst-
abiliteit van de auto verbeterd. Het systeem werkt bij alle snelheden.
In het elektronische stabiliseringsprogramma zijn de volgende systemen geïnte-
greerd:
● elektronisch sperdifferentieel (EDS),
● aandrijfslipregeling (ASR),
● antiblokkeersysteem (ABS),
● remassistent (remkrachtverhoger),
● bergwegrijhulp.
Werking
Het ESP schakelt bij het starten van de motor automatisch in en voert een zelftest
uit. Het ESP-regelapparaat verwerkt de gegevens van de afzonderlijke systemen
Het verwerkt bovendien extra meetgegevens die door de uiterst gevoelige senso-
ren worden aangeleverd: de giersnelheid van de auto om de topas, de acceleratie
in dwarsrichting, de remdruk en de stuuruitslag.
Op basis van de stuuruitslag en de rijsnelheid wordt de door de bestuurder geko-
zen rijrichting bepaald, die constant met het werkelijke gedrag van de auto wordt
vergeleken. Bij afwijkingen, zoals bijv. bij de neiging tot slippen, remt het ESP het
betreffende wiel automatisch af.
Door de bij het afremmen van het wiel ontstane krachten wordt de auto weer ge-
stabiliseerd. Bij overstuur (neiging tot het uitbreken van de achterzijde) vindt de
remingreep hoofdzakelijk plaats in het voorwiel buiten in de bocht, en bij onder-
stuur (neiging tot het rechtuitschuiven uit de bocht) bij het achterwiel dat zich aan
de binnenzijde van de bocht bevindt. Deze remingreep gaat gepaard met geluid.
Bediening
Veiligheid
Tijdens een ingreep van het systeem knippert het controlelampje
mentenpaneel
Het ESP kan niet buiten werking worden gesteld, door het indrukken van toets
⇒ A fbeelding 118
werking is gesteld, brandt het controlelampje
Als in het ESP een storing aanwezig is, brandt het controlelampje
Omdat het ESP-systeem met het ABS werkt, brandt bij het uitvallen van het ABS
ook het ESP-controlelampje.
Als het controlelampje
ESP-systeem om technische redenen zijn uitgeschakeld. In dit geval kunt u het
ESP-systeem door het uit- en inschakelen van het contact opnieuw inschakelen.
Als het controlelampje uitgaat, is het ESP-systeem weer volledig bedrijfszeker.
De natuurkundige grenzen kunnen ook door het ESP niet worden overwon-
nen. Ook bij auto's met ESP moet u uw rijstijl steeds aan de staat van het
wegdek en de verkeerssituatie aanpassen. Dat geldt in het bijzonder op een
glad en nat wegdek. De geboden hogere veiligheid mag geen aanleiding zijn
tot het nemen van veiligheidsrisico's - kans op ongevallen.
● Om de storingvrije werking van het ESP te garanderen moeten op alle vier de
velgen dezelfde banden zijn gemonteerd. Onderlinge verschillen in de afrolomtrek
van de band kunnen leiden tot een niet-gewenste reducering van het motorver-
mogen.
● Veranderingen aan de wagen (bijvoorbeeld aan de motor, aan de remmen, aan
het onderstel of een andere band-velgcombinatie) kunnen de werking van het
ESP beïnvloeden ⇒ p agina 177, Accessoires, wijzigingen en vervanging van on-
derdelen.
Aanwijzingen voor het rij-
Raadgevingen voor het
den
gebruik
wordt alleen de ASR buiten werking gesteld Als de ASR buiten
gelijk na het starten van de motor gaat branden, kan het
ATTENTIE
Let op
Raad en daad
Intelligente techniek
in het instru-
⇒ p agina 26.
continu.
Technische gegevens
133