Hoofdstuk 4
Veiligheid
4.1 Inleiding
Dit hoofdstuk bevat een korte inleiding m.b.t. de wettelijk verplichte documen-
tatie en belangrijke informatie over de risicobeoordeling, gevolgd door een
hoofdstuk over noodsituaties. Als het gaat om de algehele veiligheid moeten
alle montage-instructies in 1.4 en 2.1 worden gevolgd. U vindt de technische
specificaties van de elektrische veiligheidsinterface, inclusief prestatieniveau en
veiligheidscategorie ¨ en, in het hoofdstuk 2.3.
4.2 Wettelijk verplichte documentatie
Een robotinstallatie binnen de EU moet voldoen aan de machinerichtlijn om
zeker te zijn van de veiligheid ervan. Dit behelst o.a. de volgende punten.
1. Zorg ervoor dat het product voldoet aan alle essenti ¨ ele vereisten.
2. Voer een risicobeoordeling uit.
3. Geef de instructies specifiek door aan de operator.
4. Stel een verklaring van overeenstemming op.
5. Verzamel alle informatie in een technisch dossier.
6. Plaats een CE-markering op de robotinstallatie.
Bij iedere robotinstallatie is de integrator verantwoordelijk voor de naleving
van alle relevante richtlijnen. Universal Robots is verantwoordelijk voor de nale-
ving van de relevante EU-richtlijnen ten aanzien van de robot zelf (zie hoofdstuk
6.1).
Universal Robots stelt via http://www.universal-robots.com een veiligheids-
handleiding beschikbaar voor integratoren met geen of weinig ervaring met
het realiseren van de vereiste documentatie.
Bij installatie van de robot buiten de EU, moet de integratie van de robot
voldoen aan de lokale richtlijnen en wetgeving van het betreffende land. De
integrator is verantwoordelijk voor deze naleving. Er moet altijd een risicobeoor-
deling plaatsvinden om te waarborgen dat de volledige robotinstallatie veilig
genoeg is.
85