348 Banden en velgen
bij gewijzigde belading
R
voor aanvang van een langere rit
R
bij gewijzigde gebruiksomstandigheden,
R
bijvoorbeeld rijden in het terrein
Indien nodig de bandenspanning aan‐
#
passen.
Een te lage of te hoge bandenspanning heeft de
volgende gevolgen:
De levensduur van de band wordt verkort.
R
Beschadiging van de banden wordt in de
R
hand gewerkt.
Het rijgedrag en daarmee de rijveiligheid
R
worden nadelig beïnvloed, bijvoorbeeld door
aquaplaning.
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len bij herhaaldelijk drukverlies in de
band
Velg, ventiel of band kunnen beschadigd zijn.
Een te lage bandenspanning kan tot een
klapband leiden.
Banden op binnengedrongen voorwer‐
#
pen onderzoeken.
Controleren of de velg of het ventiel lek
#
is.
Als de schade niet verholpen worden
#
kan, contact opnemen met een gekwali‐
ficeerde werkplaats.
Gegevens over de geadviseerde bandenspanning
voor de af fabriek op uw auto gemonteerde ban‐
den vindt u in de bandenspanningstabel aan de
binnenzijde van de tankdopklep (
Voor het controleren van de bandenspanning
een geschikte bandenspanningsmeter gebruiken.
Het uiterlijk van een band geeft geen uitsluitsel
over de bandenspanning.
De bandenspanning alleen corrigeren als de ban‐
den koud zijn. Voorwaarden voor koude banden:
De auto was ten minste drie uur geparkeerd
R
zonder zonnestraling op de band.
De auto heeft minder dan 1,6 km gereden.
R
Banden worden tijdens het rijden warm. Naar‐
mate de temperatuur van de band toeneemt
wordt ook de bandenspanning hoger.
Auto's met bandenspanningscontrole: U kunt
de bandenspanning ook via het bestuurdersdis‐
play laten weergeven.
Aanwijzingen voor rijden met een aanhang‐
wagen
Voor de banden van de achteras geldt uitsluitend
de in de bandenspanningstabel geadviseerde
bandenspanning voor een verhoogde belading.
pagina 348).
/
Bandenspanningstabel
De bandenspanningstabel bevindt zich aan de
binnenzijde van de tankdopklep.