244 Rijden en parkeren
anders kunt u gevaren niet herkennen
(
pagina 192).
/
Uitstapwaarschuwing
De uitstapwaarschuwing is een extra functie van
de dodehoekassistent en kan de inzittenden bij
het verlaten van de auto waarschuwen voor
naderende voertuigen.
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len ondanks uitstapwaarschuwing
De uitstapwaarschuwing reageert niet op stil‐
staande objecten of voertuigen die met een
groot snelheidsverschil dichterbij komen.
De uitstapwaarschuwing kan in deze situ‐
aties niet waarschuwen.
Bij het openen van de portieren altijd de
#
verkeerssituatie in de gaten houden en
erop letten dat voldoende vrije ruimte
aanwezig is.
Wanneer een voertuig zich in het controlegebied
bevindt, wordt dit weergegeven in de buitenspie‐
gel. Indien een inzittende het portier aan de zijde
met het dreigende gevaar opent, wordt een
waarschuwingssignaal gegeven en begint het
waarschuwingslampje in de buitenspiegel te
knipperen.
Deze extra functie is alleen beschikbaar als de
dodehoekassistent is ingeschakeld. De uitstap‐
waarschuwing kan u vanaf het inschakelen tot
maximaal drie minuten na het uitschakelen van
het contact waarschuwen. Het einde van de
beschikbaarheid van de uitstapwaarschuwing
wordt aangeduid door het drie maal knipperen
van het waarschuwingslampje in de buitenspie‐
gel.
De uitstapwaarschuwing is slechts een hulpmid‐
del en ontslaat de inzittenden er niet van zelf
goed te blijven opletten. De inzittenden blijven
altijd verantwoordelijk voor het zonder gevaar
openen van de portieren en het veilig verlaten
van de auto.
Systeemgrenzen
De dodehoek- en actieve dodehoekassistent
kunnen in het bijzonder in de volgende situaties
beperkt beschikbaar zijn:
Bij vervuilde of afgedekte sensoren
R
Bij slecht zicht, bijvoorbeeld door mist,
R
hevige regen of sneeuw
Bij smalle voertuigen, bijvoorbeeld fietsen of
R
motorfietsen
Bij zeer brede of smalle rijstroken
R
Bij sterk zijdelings versprongen rijdende voer‐
R
tuigen
Bij vangrails en dergelijke obstakels kunnen
ongegronde waarschuwingen worden gegeven.
Altijd voldoende zijdelingse afstand tot andere
verkeersdeelnemers en obstakels aanhouden.
Als lang naast lange voertuigen wordt gereden,
bijvoorbeeld een vrachtwagen, kan de waarschu‐
wing worden onderbroken.
Bij ingeschakelde achteruitversnelling is de
dodehoekassistent niet bedrijfsklaar.
Wanneer een aanhangwagen is aangekoppeld en
de elektrische verbinding correct is aangesloten,
zijn de dodehoekassistent en de uitstapwaar‐
schuwing niet actief.