150 Klimaatregeling
Synchronisatiefunctie van de klimaatrege‐
ling via het multimediasysteem in- of uit‐
schakelen
Met de synchroniseringsfunctie wordt de kli‐
maatregeling centraal geregeld. De instellingen
van de bestuurder voor temperatuur, luchthoe‐
veelheid en luchtverdeling worden automatisch
overgenomen voor elke klimaatzone.
Het klimaatmenu oproepen (
#
1e zitrij
selecteren.
#
SYNC
selecteren.
#
Condens van de ruiten verwijderen
Van binnen beslagen ruiten
De toets à indrukken.
#
Als de ruiten beslagen blijven: De toets ¬
#
indrukken.
Van buiten beslagen ruiten
De ruitenwissers inschakelen.
#
De toets à indrukken.
#
Luchtrecirculatie in- of uitschakelen
De toets g indrukken.
#
De interieurlucht wordt gerecirculeerd.
Vanuit de luchtrecirculatiemodus wordt na enige
tijd automatisch overgeschakeld naar de buiten‐
luchtmodus.
%
Als de luchtrecirculatie is ingeschakeld kun‐
nen de ruiten sneller beslaan. De luchtrecir‐
pagina 148).
/
culatie slechts kortstondig inschakelen.
Restwarmte in- of uitschakelen
Voorwaarden
De motor is afgezet.
R
Met de restwarmte van de motor kan de fron‐
truimte van de auto, afhankelijk van de inge‐
stelde temperatuur, circa 30 minuten worden
verwarmd of geventileerd.
Inschakelen: De toets ! indrukken.
#
De restwarmte wordt automatisch uitgescha‐
keld.
Ionisering in- of uitschakelen
De ionisering verbetert de kwaliteit van de interi‐
eurlucht. De ionisering van de interieurlucht zelf
is reukloos.
Het klimaatmenu oproepen (
#
Luchtkwaliteit
selecteren.
#
IONISERING
selecteren.
#
Parfumeringssysteem
Parfumeringssysteem instellen
Voorwaarden
De automatische airconditioning is ingescha‐
R
keld.
Het dashboardkastje is gesloten.
R
Het parfumeringssysteem verspreidt met behulp
van een flacon in het dashboardkastje een aan‐
gename geur in het interieur.
Het klimaatmenu oproepen (
#
Luchtkwaliteit
selecteren.
#
PARFUMERING
selecteren.
#
pagina 148).
/
pagina 148).
/