De adaptieve grootlichtassistent Plus is slechts
een hulpmiddel. De verantwoordelijkheid voor de
correcte voertuigverlichting overeenkomstig de
heersende licht- en zichtomstandigheden en de
verkeerssituatie ligt bij u.
De adaptieve grootlichtassistent Plus wisselt
automatisch tussen de volgende lichttypen:
Dimlicht
R
Gedeeltelijk grootlicht
R
Grootlicht
R
ULTRA RANGE grootlicht
R
Het ULTRA RANGE grootlicht vergroot de helder‐
heid van de lichtbundel tot het wettelijk toege‐
stane maximum.
Het gedeeltelijk grootlicht zondert andere ver‐
keersdeelnemers af van het grootlichtgebied.
Het verblindt hen niet en verschaft de bestuur‐
der toch volledig grootlicht rond de afgezon‐
derde voertuigen.
Bij snelheden onder 25 km/h of voldoende
straatverlichting:
Het gedeeltelijk grootlicht en grootlicht scha‐
R
kelen automatisch uit.
Bij snelheden boven 30 km/h:
Als geen andere verkeersdeelnemers worden
R
herkend, wordt automatisch het grootlicht
ingeschakeld.
Als andere verkeersdeelnemers worden her‐
R
kend, wordt automatisch het gedeeltelijk
grootlicht ingeschakeld.
Licht en zicht 137
Bij snelheden boven 40 km/h:
Als geen andere verkeersdeelnemers worden
R
herkend en de rijbaan recht verloopt, wordt
automatisch het ULTRA RANGE grootlicht
ingeschakeld.
Als andere verkeersdeelnemers worden her‐
R
kend, wordt automatisch het gedeeltelijk
grootlicht ingeschakeld.
Wanneer sterk reflecterende borden worden
R
herkend, wordt het ULTRA RANGE grootlicht
automatisch uitgeschakeld.
De optische sensor voor het systeem bevindt
zich achter de voorruit bij het bedieningspaneel
dakconsole.
Adaptieve grootlichtassistent Plus in- of uit‐
schakelen
Inschakelen: De verlichtingsschakelaar in de
#
stand à draaien.
Het grootlicht via de combischakelaar inscha‐
#
kelen.
Als het grootlicht bij duisternis automatisch
wordt ingeschakeld, gaat het controle‐