Stuurbedieningspaneel TEMPOMAT en limiter
J
Opgeslagen of herkende snelheid overne‐
men
±
TEMPOMAT of variabele limiter deactive‐
ren
h
TEMPOMAT selecteren
È
Limiter selecteren
1
Bedieningspaneel snelheid verhogen of
verlagen
TEMPOMAT en variabele limiter bedie‐
#
nen: met slechts één vinger de betreffende
toets indrukken of over het bedieningspaneel
vegen.
Omschakelen tussen TEMPOMAT en varia‐
bele limiter:
TEMPOMAT selecteren: h indrukken.
#
Variabele limiter selecteren: È indruk‐
#
ken.
%
Auto's met actieve afstandsassistent
DISTRONIC: De variabele limiter wordt via
een andere toets gekozen (
TEMPOMAT of variabele limiter activeren:
M of N op het bedieningspaneel
#
indrukken.
De actueel gereden snelheid wordt opgesla‐
gen en door de auto aangehouden (TEMPO‐
MAT) of begrensd (variabele limiter).
of
J indrukken.
#
De laatst opgeslagen snelheid wordt opgesla‐
gen en door de auto aangehouden (TEMPO‐
MAT) of begrensd (variabele limiter).
Wanneer daarvoor de laatst opgeslagen snel‐
heid is gewist, wordt de momenteel gereden
snelheid opgeslagen.
%
Als de auto wordt geparkeerd, wordt de
laatst opgeslagen snelheid gewist.
Wanneer u de TEMPOMAT of de actieve
afstandsassistent DISTRONIC activeert,
wordt de laatst opgeslagen snelheid voor de
variabele limiter gewist.
pagina 209).
/
Opgeslagen snelheid verhogen/verlagen:
Opgeslagen snelheid verhogen: Van onder
#
1
naar boven over het bedieningspaneel
vegen.
De opgeslagen snelheid wordt met
R
1 km/h verhoogd.
Opgeslagen snelheid verlagen: Van boven
#
naar onder over het bedieningspaneel
vegen.
De opgeslagen snelheid wordt met
R
1 km/h verlaagd.
Rijden en parkeren 205
1
1