VERKLARING ONDERDELEN
BEDIENING
WEERGAVE BLADMODUS
De huidig ingestelde bladmodus wordt weergegeven op de
bladmodusweergave.
De bladmodusweergave is de volgende.
(A): Voor snelle bewerking
Licht op wanneer deze in SNELLE modus wordt gezet.
(B): Voor algemene bewerking
Licht op wanneer deze in NORMALE modus wordt gezet.
(C): Voor laatste nivelleringsbewerking
Licht op wanneer deze in FIJNE modus wordt gezet.
Druk op de aanpasschakelaar om de bladmodus in te stellen.
Voor details over de instelmethode, zie "AANPASSCHAKELAAR (3-41)".
STUURMODUSWEERGAVE
De huidig ingestelde stuurmodus wordt weergegeven op de
stuurmodusweergave.
De stuurmodusweergave is de volgende.
(A): licht op wanneer de modus in NORMALE modus wordt ge-
zet.
(B): licht op wanneer de modus in FIJNE modus wordt gezet.
De stuurmodus wordt ingesteld door op de aanpasschakelaar
te drukken.
Voor details over de instelmethode, zie "AANPASSCHAKE-
LAAR (3-41)".
WEERGAVE GELEIDINGSPICTOGRAM
De begeleiding voor energiebesparing, om het brandstofver-
bruik te verminderen, kan tijdens de bediening weergegeven
worden.
De details van de begeleiding zijn de volgende:
Begeleiding stoppen stationair toerental
Als gedurende meer dan 5 minuten geen handelingen uitge-
voerd worden en de motor stationair draait, wordt het bericht
stationair toerental stoppen weergegeven op de machinemoni-
tor. Wanneer u wacht op werk of een korte pauze neemt, legt u
de motor stil om onnodig brandstofverbruik te voorkomen.
Het begeleidingspictogram stationair toerental stoppen ver-
dwijnt wanneer opnieuw een hendel gebruikt wordt of wanneer
toets F5 ingedrukt wordt.
3-30