Advertenties
BEDIENING
2.
Zet of de joystick (stuur-, vooruit-achteruit- en versnellings-
hendel) (4) terug in de NEUTRALE stand (N).
De machine komt tot stilstand.
Om de machine in stilstand te houden, drukt u decelera-
tor-/rempedaal (3) verder in totdat de bedieningsinspan-
ning van het pedaal zwaar wordt.
SCHAKELEN
Er kan geschakeld worden tijdens het rijden? Het is niet nodig om de machine tot stilstand te brengen om te
schakelen.
Kies een gewenste versnelling door op de toets OMHOOG en
de toets OMLAAG van de joystick (stuur-, richtings- en versnel-
lingshendel) te drukken.
METHODE VOOR HET SCHAKELEN
Schakel door op de UP-schakelaar (U) of de DOWN-schake-
laar (D) te drukken.
UP-schakelaar (U): De versnelling wordt een stap hoger ge-
schakeld telkens als deze schakelaar ingedrukt wordt.
DOWN-schakelaar (D): De versnelling wordt een stap lager ge-
schakeld telkens als deze schakelaar ingedrukt wordt.
Wanneer de startschakelaar in de ON-stand wordt geplaatst,
wordt de versnelling automatisch in 1e geplaatst.
METHODE VOOR VERANDEREN SCHAKELMODUS
In schakelmodus kan de snelle schakelmodus en de variabele schakelmodus ingesteld worden.
Kies de modus in functie van het gebruik. Voor het gebruik van de schakelmodus, zie "KENMERKEN VAN
WERKMODI (3-178)".
BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-171
Advertenties
