VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEDIENING
•
Als u de machine verlaat, moet u de vergrendelingshendel
van de werkuitrusting (1) en de parkeerremhendel (2) in de
LOCK-stand (L) plaatsen en de motor uitschakelen.
•
Sluit altijd de deur van de stuurcabine en vergrendel alle
uitrustingen met de sleutel om te voorkomen dat onbe-
voegde personen de machine bedienen. Trek altijd de
sleutel uit het contactslot, neem hem mee en bewaar hem
op de daartoe bestemde plaats.
•
Als de machine op een helling moet worden geparkeerd,
neemt u altijd het volgende in acht.
•
Plaats de werkuitrusting aan bergafzijde en graaf ze
in.
•
Blokkeer bovendien de rupsbanden zodat ze niet
meer kunnen bewegen.
VOORZORGSMAATREGELEN BIJ HET TRANSPORT
Wanneer de machine getransporteerd wordt op een oplegger, kan een ongeluk tijdens het transport tot ernstige
of dodelijke letsels leiden. Neem de volgende voorzorgen altijd in acht.
•
Controleer de afmetingen van de machine altijd zorgvuldig. Afhankelijk van de geïnstalleerde werkuitrusting
en optionele voorzieningen, kunnen het gewicht van de machine, de transporthoogte en de algemene leng-
te verschillen.
•
Controleer vooraf of alle bruggen en andere structuren op de transportroute sterk genoeg zijn om het ge-
combineerde gewicht van het transportvoertuig en de vervoerde machine te dragen.
•
Afhankelijk van de regelgeving is het mogelijk dat deze machine onderverdeeld moet worden in componen-
ten om vervoerd te worden. Raadpleeg uw Komatsu-dealer voor het transport van de machine.
VOORZORGSMAATREGELEN BIJ HET LADEN EN AFLADEN
Als er bij het laden of afladen verkeerde handelingen worden uitgevoerd, bestaat het gevaar dat de machine
kantelt of valt. Dit vereist bijzondere aandacht. Let altijd op het volgende.
•
Voer de laad- en aflaadwerkzaamheden alleen uit op een stevige, vlakke ondergrond. Vermijd de wegrand
of plaatsen in de buurt van een klif.
•
Gebruik altijd voldoende sterke oprijplanken. Zorg ervoor
dat de oprijplanken breed, lang en dik genoeg zijn om een
veilige laadhelling te garanderen. Neem de nodige maatre-
gelen om te voorkomen dat de oprijplanken verschuiven of
loskomen.
(1) Klampen
(2) Oprijplank
(3) Midden van oprijplank
(4) Hoek van oprijplank: Max. 15 °.
•
Zorg ervoor dat het oppervlak en het platform van de op-
legger proper zijn en dat er geen vet, olie, ijs en andere losse materialen aan vastkleven. In voorkomend
geval verwijdert u deze. Verwijder vuil rond het onderstel van de machine. Wees bij regenweer extra voor-
zichtig, omdat het oppervlak van de oprijplanken dan glad is.
•
Laat de motor met een laag stationair toerental draaien en rij langzaam.
2-26
VEILIGHEID