BEDIENING
Sturen
(L) Naar LINKS draaien
(N) NEUTRAAL
(R) Naar RECHTS draaien
Wanneer de hendel halfweg gekanteld wordt in de richting
waarin u op dat moment draait terwijl hij VOORWAARTS of
ACHTERWAARTS gekanteld wordt, dan draait de machine.
Wanneer de hendel naar rechts of naar links gekanteld wordt
tot de bedieningsinspanning van de hendel groot wordt, dan
wordt de draaicirkel kleiner aan de losse draaikant.
OPMERKINGEN
•
Wanneer de NORMALE stuurmodus is geactiveerd, en de
hendel gekanteld is tot het punt waar de bedieningsin-
spanning van de hendel groot wordt, dan draait de machi-
ne rond zijn as. Wanneer de FIJNE stuurmodus is geacti-
veerd, en de hendel zelfs gekanteld is tot het punt waar de
bedieningsinspanning van de hendel groot wordt, dan
draait de machine niet rond zijn as.
Kantel de hendel nog verder, en de machine zal rond haar
as draaien.
•
Als de hendel gelost wordt tijdens het sturen, zal de hen-
del terugkeren naar stand (A) of (B), en zal de machine
recht rijden.
•
Als u een stuurbewerking uitvoert door uw hand te ondersteunen met de hendelgeleider (G), dan zal de
stuurbewerking beter worden uitgevoerd.
Tegendraaiing
Tijdens de stuurbewerking, wanneer de hendel verder wordt gekanteld dan het punt waar de bedieningsinspan-
ning van de hendel groot wordt, draaien de linker en rechter rupsbanden in tegengestelde richting ten opzichte
van elkaar, en maakt de machine een tegendraaiing.
Schakelen
Er wordt geschakeld door schakelaars (U) of (D) in te drukken
terwijl de joystick (stuur-, rijrichtings- en versnellingshendel) in
de stand VOORUIT of ACHTERUIT staat.
(U) HOGER-toets: De versnelling wordt een stap hoger ge-
schakeld telkens als deze schakelaar ingedrukt wordt.
(D) LAGER-toets: De versnelling wordt een stap lager gescha-
keld telkens als deze schakelaar ingedrukt wordt.
Voor de maximumsnelheid in elke versnelling, zie "SPECIFICA-
TIES (5-2)".
Wanneer de startschakelaar in de ON-stand wordt geplaatst,
wordt de versnelling automatisch in 1e geplaatst.
Als de werklast verhoogt, zal de rijsnelheid geleidelijk dalen en zal de machine in een lagere versnelling schake-
len. Wanneer de last terug lichter wordt, zal de machine terug hoger schakelen tot de ingestelde rijsnelheid be-
reikt wordt.
Zelfs als machine automatisch lager schakelt, zal de versnellingsweergave niet aangepast worden.
In schakelmodus kan de snelle schakelmodus en de variabele schakelmodus ingesteld worden. Voor de keuze
van schakelmodus, zie "KEUZESCHAKELAAR SCHAKELMODUS (3-41)".
VERKLARING ONDERDELEN
3-95