BEDIENING
11. Breng de klem (10) van de dop op één lijn met de groef
(11) van de vulopening, en sluit de dop stevig door deze
90 ° rechtsom te draaien.
METHODE VOOR CONTROLEREN WERKING LICHTEN
1.
Draai de startschakelaar in de ON-stand (B).
2.
Zet de koplampschakelaar in de nachtmodus (a) en dag-
modus (b), en controleer of de koplamp in beide modi
brandt.
3.
Zet de achterlichtschakelaar in de ON-stand (d) en contro-
leer of het achterlicht brandt.
Als de lamp niet brandt, zijn een kapotte lamp of een los-
gekoppelde draad de mogelijke oorzaken. Vraag uw Kom-
atsu-dealer om dit te herstellen.
4.
Na de controle draait u de koplamp in de OFF-stand (c) en
draait u ook het achterlicht in de OFF-stand (e).
BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-139