ALGEMENE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR BEDIENING EN
ONDERHOUD
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET OPSTAAN UIT DE BESTUURDERSZE-
TEL
Vóór u opstaat uit de bestuurderszetel om de zetel te verstel-
len, moet u de werkuitrusting volledig op de grond laten zak-
ken, de vergrendelingshendel (1) van de werkuitrusting en de
parkeerhendel (2) stevig in de LOCK-stand (L) plaatsen en de
motor uitschakelen.
Indien de bedieningshendels per ongeluk geraakt worden, kan
de machine plots gaan bewegen, wat kan leiden tot ernstige of
dodelijke letsels.
VOORZORGSMAATREGELEN BIJ HET VERLATEN VAN DE MACHINE
Indien niet de nodige maatregelen worden genomen wanneer de machine wordt geparkeerd, kan de machine
plots uit zichzelf wegrijden, wat tot ernstige of dodelijke letsels kan leiden. Neem steeds de volgende voorzor-
gen in acht.
Als u de machine verlaat, moet u de werkuitrusting altijd volle-
dig op de grond laten zakken, de vergrendelingshendel van de
werkuitrusting (1) en de parkeerhendel (2) in de LOCK-stand
(L) plaatsen en de motor uitschakelen. Vergrendel bovendien
alle plaatsen en neem de sleutel mee om hem in de hiertoe
voorziene locatie te bewaren.
NOODUITGANG BESTUURDERSCABINE
Machines met een cabine is zowel rechts als links voorzien van een deur. Als één van de deuren niet open
gaat, verlaat de machine dan via de andere deur.
ELEKTROMAGNETISCHE INTERFERENTIE
Wanneer de machine gebruikt wordt in de buurt van een bron van hoge elektromagnetische storing, zoals een
radarstation, kunnen er zich de volgende abnormale fenomenen voordoen.
•
Het beeldscherm op het controlepaneel kan zich vreemd gedragen.
•
De alarmzoemer kan afgaan.
Deze fenomenen duiden niet op een defect en de machine zal zich terug normaal gedragen van zodra de sto-
ringsbron uit de buurt is.
2-16
VEILIGHEID