Advertenties
BEDIENING
Pedaalmodus
De pedaalmodus kan gewijzigd worden met de pedaalmoduskiezer (3).
Pedaalmodus
Deceleratormodus
Remmodus
Bladmodus
De bladrespons kan gewijzigd worden in het moduskiezerscherm.
Voor de instelmethode van de bladmodus, zie "AANPASSCHAKELAAR (3-41)".
Bladmodus
SNEL
Normaal
FIJN
Stuurmodus
De stuurmodus kan gewijzigd worden in het moduskiezerscherm.
Voor de instelmethode van de stuurmodus, zie "AANPASSCHAKELAAR (3-41)".
Stuurmodus
Normaal
FIJN
Druk het decelerator-/rempedaal in, en de rijsnelheid en het motortoerental zullen
verlaagd worden.
Gebruik deze modus voor algemene werken.
Druk het decelerator-/rempedaal in, en de rijsnelheid wordt verlaagd, maar het motor-
toerental wordt niet verlaagd.
Gebruik deze modus wanneer u de rijsnelheid wenst te verminderen zonder de snel-
heid van de werkuitrusting te verminderen.
Het OMHOOG en OMLAAG brengen van het blad start snel, en ook de werkuitrusting
beweegt snel in overeenstemming met de hendelslag.
De bladrespons voor het OMHOOG en OMLAAG brengen is geoptimaliseerd voor al-
gemene bewerkingen.
Het OMHOOG en OMLAAG brengen van het blad start gelijkmatig, en het werkbereik
op de hendelslag, die overeenstemt met de beweging van de werkuitrusting, wordt
ruimer.
Wanneer de hendel gekanteld wordt naar het punt waar het bedienen van de hendel
zwaarder wordt, stopt de binnenste rupsband van de machine en begint de machine
rond haar as te draaien. Wanneer de hendel verder wordt gekanteld, begint de stil-
staande rupsband in de omgekeerde richting te draaien en begint de machine een te-
gendraaiing uit te voeren.
Zelfs wanneer de hendel gekanteld wordt naar het punt waar het bedienen van de
hendel zwaarder wordt, blijft de binnenste rupsband van de machine draaien. Wan-
neer de hendel verder naar het slageinde wordt gekanteld, stopt de binnenste rups-
band met draaien, en begint de machine rond haar as te draaien.
BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
Kenmerken
Kenmerken
Kenmerken
3-179
Advertenties
