VEILIGHEID
•
Wanneer de machine zich op de loopplank bevindt, mag enkel de rijhendel bediend worden (vooruit en ach-
teruit rijden).
•
Voer nooit een stuurcorrectie uit op de oprijplanken. Indien nodig moet u terug van de oprijplanken op de
grond rijden, de rijrichting corrigeren en opnieuw de oprijplanken oprijden.
•
Het zwaartepunt van de machine zal plots wijzigen aan de verbinding tussen de oprijplanken en het laad-
platform, en dan bestaat het gevaar dat de machine haar evenwicht verliest. Rij traag over dit punt.
•
Waak er bij het laden of afladen op een kade of platform over dat de kade of het platform voldoende breed,
sterk en effen is.
•
Bij machines met een cabine moet de deur altijd stevig vergrendeld worden na het laden van de machine.
De deur kan tijdens het transport openzwaaien.
•
Moeten er handgrepen en treden worden verwijderd, zorg er dan voor dat u die niet verliest.
Maak de verwijderde handgrepen en treden stevig vast wanneer u ze opnieuw installeert.
SLEPEN EN GESLEEPT WORDEN
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR SLEPEN EN GESLEEPT WORDEN
Gebruik altijd de correcte sleepuitrusting en sleepmethode. De keuze voor een verkeerde draadkabel of sleep-
stang of voor een verkeerde sleepmethode van een defecte machine, kan tot ernstige of dodelijke letsels leiden.
•
Controleer altijd of de draadkabels of trekstang sterk genoeg zijn voor het gewicht van de te slepen machi-
ne.
•
Gebruik nooit draadkabel met kapotte draden (A), een ge-
reduceerde diameter (B) of knikken (C) . De draadkabel
zou kunnen breken tijdens het slepen.
•
Draag altijd lederen handschoenen wanneer u draadka-
bels hanteert.
•
Sleep nooit een machine op een helling.
•
Ga tijdens het slepen nooit tussen de slepende en de ge-
sleepte machine staan.
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEDIENING
2-27