BEDIENING
VARIABELE SCHAKELMODUS
•
Telkens wanneer de UP-schakelaar (U) van de joystick
(stuur-, rijrichtings- en versnellingshendel) ingedrukt wordt,
licht de bovenste staafgrafiek per 2 segmenten op en
wordt de rijsnelheid met ongeveer 0,4 km/h verhoogt.
•
Als de UP-schakelaar (U) van de joystick (stuur-, rijrich-
tings- en versnellingshendel) ingedrukt gehouden wordt,
blijft het segment van de bovenste staafgrafiek branden,
en kunt u de rijsnelheid instellen wanneer u de schakelaar
loslaat.
•
Om de rijsnelheid te verlagen, gebruikt u de DOWN-scha-
kelaar (D) op de joystick (stuur-, rijrichtings- en versnel-
lingshendel) op dezelfde manier.
•
VOORUIT/ACHTERUIT (E) worden weergegeven op de
snelheidsbereikweergave.
VOORUIT/ACHTERUIT (E)
"F": VOORUIT
"R": ACHTERUIT
"N": NEUTRAAL
"P": De parkeerrem is geactiveerd.
•
Bovenste staafdiagram (G) licht op conform de vooraf in-
gestelde voorwaartse rijsnelheid.
•
Onderste staafdiagram (H) licht op conform de vooraf ingestelde achterwaartse rijsnelheid.
•
Wanneer de startschakelaar van de OFF-stand in de ON-stand wordt geplaatst, wordt de machine in de
eerste versnelling geschakeld.
•
Wanneer van de variabele schakelmodus nar de snelle schakelmodus wordt geschakeld, wordt het snel-
heidsbereik het dichtst bij 1e, 2e, en 3e ingesteld.
•
Voor het oplichten van de staafdiagrammen (G) en (H) en de rijsnelheid, zie de volgende tabel.
Rijsnelheid instel-
Snel-
Staaf-
heids-
diagram
bereik
1
-
2
3
-
4
5
-
6
7
-
8
9
-
10
11
-
12
13
1ste
14
Staaf-
len
dia-
gram
( km/h)
15
0,8
16
17
1,0
18
19
1,5
20
21
2,0
22
23
2,4
24
25
2,9
26
3,4
-
BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
Snel-
Rijsnelheid instellen
heids-
( km/h)
bereik
-
3,7
-
4,1
-
4,5
-
4,9
-
5,2
2de
5,6
-
-
Staaf-
Snel-
Rijsnelheid instellen
dia-
heids-
( km/h)
gram
bereik
27
-
28
29
-
30
31
-
32
33
-
34
35
-
36
37
-
38
39
3de
40
6,0
6,4
6,8
7,3
7,7
8,1
8,5
3-173