De coördinaten voor de positie X,Y, Z en voor de
vlaknormaalvectoren NX, XY, XZ moeten in dezelfde
volgorde in de NC-regel staan.
3D-corr. met vlaknormaalvectoren kan alleen voor coördi-
naataanduidingen in hoofdassen X, Y, Z gebruikt worden.
TNC waarschuwt niet met een foutmelding als gereed-
schapsovermaten tot beschadiging van de contour leiden.
Via machineparameter 7680 wordt vastgelegd, of het
CAD-systeem de gereedschapslengte heeft gecorrigeerd
via centrum van kogel P
Andere gereedschappen toepassen: deltawaarden
Wanneer gereedschappen toegepast worden, die andere
afmetingen hebben dan de oorspronkelijk geplande
gereedschappen, dan moet het verschil tussen de lengten en radii
als deltawaarden in de gereedschapstabel ingegeven worden.
Positieve deltawaarde DL, DR, DR2
De maten van het gereedschap zijn groter dan die van het
originele gereedschap (overmaat).
Negatieve deltawaarde DL, DR, DR2
De maten van het gereedschap zijn kleiner dan die van het
originele gereedschap (ondermaat)
De TNC corrigeert de gereedschapspositie met de deltawaarden en
de vlaknormaalvectoren.
Voorbeeld: programmaregel met vlaknormaalvectoren
LN
X+31,737 Y+21,95
NY+0,0078922 NZ0,876 339 F1000 M3
LN
Rechte met 3D-correctie
X, Y, Z
Gecorrigeerde coördinaten van eindpunt rechte
NX, NY, NZ Componenten van de vlaknormaalvectoren
F
Aanzet
M
Additionele functie
Aanzet F en additionele M-functie kunnen in de werkstand
PROGRAMMEREN/BEWERKEN ingegeven en veranderd worden.
De coördinaten van het eindpunt van de rechte en de componenten
van de vlaknormaalvectoren worden door het CAD-systeem
doorgegeven.
HEIDENHAIN TNC 426
of via zuidpool van kogel P
T
Z+33,165 NX+0,2637581
.
SP
P
T
P
SP
R
L
R2
DR2>0
DL>0
67