Basisrotatie opheffen
Tastfunctie kiezen: softkey PROBING ROT indrukken.
ROTATIEHOEK „0" ingeven, met ENT-toets overnemen.
Tastfunctie beëindigen: END-toets indrukken.
12.2 Referentiepunt vastleggen met
3D-tastsystemen
De functies voor het vastleggen van het referentiepunt op het uit-
gerichte werkstuk worden m.b.v. de volgende softkeys gekozen:
referentiepunt vastl. in een willekeurige as met PROBING POS;
hoekpunt als referentiepunt vastleggen met PROBING P;
cirkelmiddelpunt als referentiepunt vastleggen met PROBING CC.
Referentiepunt vastleggen in een willekeurige as (zie
afbeelding rechtsboven)
Tastfunctie kiezen: softkey PROBING POS indrukken.
Tastsysteem naar een positie in de buurt van het
tastpunt verplaatsen.
Tastrichting en gelijktijdig as kiezen, waarvoor het
referentiepunt wordt vastgelegd, b.v. Z in richting Z
tasten: met pijltoetsen kiezen.
Tasten: externe START-toets indrukken.
REFERENTIEPUNT: nominale coördinaat ingeven, met
ENT-toets overnemen.
Hoekpunt als referentiepunt – punten overnemen, die voor de
basisrotatie werden getast (zie afbeelding rechts)
Tastfunctie kiezen: softkey PROBING P indrukken.
TASTPUNTEN UIT BASISROTATIE?: ENT-toets
indrukken, om de coördinaten van de tastpunten over
te nemen.
Tastsysteem naar een positie in de buurt van het
eerste tastpunt op de zijkant van het werkstuk
verplaatsen, dat niet voor de basisrotatie werd getast.
Tastrichting kiezen: as met pijltoetsen kiezen.
Tasten: externe START-toets indrukken.
Tastsysteem naar een positie in de buurt van het
tweede tastpunt op dezelfde zijkant verplaatsen.
Tasten: externe START-toets indrukken.
REFERENTIEPUNT: beide coördinaten van het
referentiepunt in het menuvenster ingeven, met ENT-
toets overnemen.
Tastfunctie beëindigen: END-toets indrukken.
HEIDENHAIN TNC 426
Z
Y
Y
Y
Y=?
P
X
X=?
X
P
X
263