Let vóór het programmeren op het volgende:
Het voorteken van de parameter DIEPTE legt de
werkrichting vast.
Wanneer de tap uit massief materiaal gefreesd moet
worden, dan is de toepassing van een door het midden
snijdende vingerfrees noodzakelijk (DIN 844) en moet er
voor de AANZET DIEPTEVERPLAATSING een kleine
waarde ingegeven worden.
VEILIGHEIDSAFSTAND Q200 (incrementeel): afstand
tussen gereedschapspunt en werkstukoppervlak.
DIEPTE Q201 (incrementeel): afstand tussen
werkstukoppervlak en bodem van de tap.
AANZET DIEPTEVERPLAATSING Q206: verplaatsings-
snelheid van het gereedschap bij het verplaatsen naar
DIEPTE in mm/min. Bij insteken in het materiaal, moet
een kleine waarde ingegeven worden; als er niet in het
materiaal gegaan wordt, hogere waarde ingeven.
DIEPTE-INSTELLING Q202 (incrementeel): maat, die
betrekking heeft op de verplaatsing van het
gereedschap; waarde groter dan 0 ingeven.
AANZET FREZEN Q207: verplaatsingssnelheid van het
gereedschap bij het frezen in mm/min.
COÖRD. WERKSTUKOPPERVLAK Q203 (absoluut):
coördinaat werkstukoppervlak.
2e VEILIGHEIDSAFSTAND Q204 (incrementeel):
coördinaat spilas, waarin een botsing tussen gereed-
schap en werkstuk (spaninrichting) uitgesloten is.
MIDDEN VAN DE 1
de tap in de hoofdas van het bewerkingsvlak.
MIDDEN VAN DE 2
de tap in de bijas van het bewerkingsvlak.
DIAMETER VAN HET RUWDEEL Q222: diameter van
de voorbewerkte tap; diameter van het ruwdeel groter
dan de diameter van het eindproduct ingeven.
DIAMETER VAN HET EINDPRODUCT Q223: diameter
van de tap die gereed is; diameter van het eindproduct
kleiner ingeven dan de diameter van het ruwdeel.
HEIDENHAIN TNC 426
AS Q216 (absoluut): midden van
e
AS Q217 (absoluut): midden van
e
Q206
Z
Q200
Q203
Q202
Y
Q207
Q217
Q216
Q204
Q201
X
X
153