8 PROGRAMMEREN: CYCLI 129
8.1 Algemene informatie over de cycli 130
8.2 Boorcycli 132
DIEPBOREN (cyclus 1) 132
BOREN (cyclus 200) 134
RUIMEN (cyclus 201) 135
UITDRAAIEN (cyclus 202) 136
UNIVERSEELBOREN (cyclus 203) 137
SCHROEFDRAAD TAPPEN met voedingscompensatie (cyclus 2) 139
SCHROEFDRAAD TAPPEN zonder voedings-compensatie RT (cyclus 17) 140
SCHROEFDRAAD SNIJDEN (cyclus 18) 141
Voorbeeld: boorcycli 142
Voorbeeld: boorcycli 143
8.3 Cycli voor het frezen van kamers, tappen en sleuven 144
KAMERFREZEN (cyclus 4) 145
KAMERNABEWERKEN (cyclus 212) 146
TAP NABEWERKEN (cyclus 213) 148
RONDKAMER (cyclus 5) 149
RONDKAMER NABEWERKEN (cyclus 214) 151
RONDE TAP NABEWERKEN (cyclus 215) 152
Sleuffrezen (cyclus 3) 154
SLEU (spiebaan) met pendelend insteken (cyclus 210) 155
RONDE SLEUF (spiebaan) met pendelend insteken (cyclus 211) 157
Voorbeeld: kamers, tappen en sleuven frezen 159
8.4 Cycli voor het maken van puntenpatronen 161
PUNTENPATROON OP EEN CIRKEL (cyclus 220) 162
PUNTENPATROON OP LIJNEN (cyclus 221) 163
Voorbeeld: gatencirkels 165
8.5 SL-cycli 167
CONTOUR (cyclus 14) 169
Overlappende contouren 169
CONTOURGEGEVENS (cyclus 20) 171
VOORBOREN (cyclus 21) 172
UITRUIMEN (cyclus 22) 172
NABEWERKEN DIEPTE (cyclus 23) 173
NABEWERKEN ZIJKANT (cyclus 24) 174
HEIDENHAIN TNC 426
VII