Meetcyclus programmeren: in de werkstand
PROGRAMMEREN/BEWERKEN toets TOUCH PROBE
indrukken.
TCH PROBE 31 TT GEREEDSCHAPSLENGTE:
meetcyclus 31 TT GEREEDSCHAPSLENGTE met
pijltoetsen kiezen, met ENT-toets overnemen.
GEREEDSCHAP METEN=0 / CONTROLEREN=1:
vastleggen, of het gereedschap voor de eerste keer
gemeten wordt of dat een reeds gemeten gereed-
schap gecontroleerd wordt. Bij de eerste meting wordt
de gereedschapslengte L in het centrale gereed-
schapsgeheugen TOOL.T overschreven en wordt delta-
waarde DL = 0 ingegeven. Indien een gereedschap
gecontroleerd wordt, wordt de gemeten lengte met
de gereedschapslengte L uit TOOL.T vergeleken. De
TNC berekent de afwijking met het juiste voorteken en
geeft deze afwijking als deltawaarde DL in TOOL.T in.
De afwijking is ook beschikbaar in Q-parameter Q115.
Als de deltawaarde de toelaatbare slijtage- of breuk-
tolerantie voor gereedschapslengte overschrijdt, blok-
keert de TNC het gereedschap (status L in TOOL.T).
VEILIGE HOOGTE: positie in de spilas waarbij botsing
met werkstukken of spaninrichtingen is uitgesloten.
SNIJKANTEN METEN 0=NEE / 1=JA:
vastleggen of een meting van de afzonderlijke
snijkanten uitgevoerd moet worden.
Gereedschapsradius meten
Voordat een gereedschap voor de eerste keer wordt gemeten,
moet de globale radius, de globale lengte, het aantal snijkanten en
de snijrichting van het betreffende gereedschap in de
gereedschapstabel TOOL.T ingegeven zijn.
Voor meting van gereedschapsradius wordt meetcyclus TCH PROBE
32 GEREEDSCHAPSRADIUS geprogrammeerd. Via ingave-parame-
ters kan de gereedschapsradius op 2 manieren bepaald worden:
meting met roterend gereedschap;
meting met roterend gereedschap en aansluitend meting van de
afzonderlijke snijkanten.
Verloop van het meten
De TNC positioneert het gereedschap dat gemeten moet worden,
aan de zijkant van de tastkop, voor. De kopse kant van het
gereedschap bevindt zich daarbij zover onder de bovenkant van de
tastkop als in MP6530 is vastgelegd. De TNC tast met roterend
gereedschap radiaal. Wanneer ook een meting van de afzonderlijke
snijkanten moet worden uitgevoerd, worden de radii van alle
snijkanten met behulp van spiloriëntatie gemeten.
72
NC-voorbeeldregels „eerste meting met roterend
gereedschap"
6 TOOL CALL 12 Z
7 T C H P R O B E 3 1 . 0 G E R E E D S C H . - L E N G T E
8 T C H P R O B E 3 1 . 1 C O N T R O L E R E N : 0
9 T C H P R O B E 3 1 . 2 H O O G T E : + 1 2 0
1 0 T C H P R O B E 3 1 . 3 S N I J K . M E T E N : 0
NC-voorbeeldregels „controleren met meting
van afzonderlijke snijkanten"
6 TOOL CALL 12 Z
7 T C H P R O B E 3 1 . 0 G E R E E D S C H . - L E N G T E
8 T C H P R O B E 3 1 . 1 C O N T R O L E R E N : 1
9 T C H P R O B E 3 1 . 2 H O O G T E : + 1 2 0
1 0 T C H P R O B E 3 1 . 3 S N I J K . M E T E N : 1
5 Programmeren: gereedschappen