SCHROEFDRAAD TAPPEN met
voedingscompensatie (cyclus 2)
1 Het gereedschap verplaatst in één beweging naar BOORDIEPTE.
2 Vervolgens wordt de rotatierichting v.d. spil omgekeerd en het ge-
reedschap na STILSTANDSTIJD naar de startpos. teruggetrokken.
3 Op de startpositie wordt de rotatierichting van de spil opnieuw
omgekeerd.
Let vóór het programmeren op het volgende:
Positioneerregel op het startpunt (midden van de boring)
van het bewerkingsvlak met RADIUSCORRECTIE R0
programmeren.
Positioneerregel op het startpunt in de spilas
(VEILIGHEIDSAFSTAND boven werkstukoppervlak)
programmeren.
Het voorteken van de parameter DIEPTE legt de
werkrichting vast.
Het gereedschap moet in een voeding met
lengtecompensatie opgespannen zijn. De voeding met
lengtecompensatie compenseert toleranties van aanzet
en toerental tijdens de bewerking.
Tijdens het afwerken van de cyclus, werkt de draaiknop
voor de toerental-override niet. De draaiknop voor de
aanzet-override is nog beperkt actief (door de
machinefabrikant vastgelegd).
Voor rechtse draad spil met M3 activeren, voor linkse
draad met M4.
VEILIGHEIDSAFSTAND
tussen gereedschapspunt (startpositie) en
werkstukoppervlak; richtwaarde: 4 x spoed.
BOORDIEPTE
tussen werkstukoppervlak en draadeinde.
STILSTANDTIJD IN SECONDEN: waarde tussen 0 en
0,5 sec. ingeven, ter voorkoming dat het gereedschap
zich tijdens het terugtrekken in het materiaal vastzet.
AANZET F: verplaatsingssnelheid van het gereedschap
bij het schroefdraad tappen.
Aanzet bepalen: F = S x p
F: aanzet mm/min)
S: spiltoerental (omw/min)
p: spoed (mm)
Gereedschap terugtrekken bij een programma-onderbreking
Wanneer tijdens het schroefdraad tappen de externe stoptoets
ingedrukt wordt, toont de TNC een softkey, waarmee het
gereedschap kan worden teruggetrokken.
HEIDENHAIN TNC 426
(incrementeel): afstand
(draadlengte, incrementeel): afstand
Z
X
139