Het onderprogramma bevat coördinaten in een hoekas
(b.v. C-as) en de as, die daaraan parallel loopt (b.v. spilas).
Als baanfuncties zijn L, CHF , CR, RND beschikbaar.
De gegevens in de hoekas kunnen naar keuze in graden of in mm
(inch) ingegeven worden.
Let vóór het programmeren op het volgende:
Het geheugen voor een SL -cyclus is beperkt. In een SL -
cyclus kunnen b.v. maximaal 128 rechte-stappen
geprogrammeerd worden.
Het voorteken van de parameter DIEPTE legt de
werkrichting vast.
Door het midden snijdende vingerfrees toepassen (DIN
844).
De cilinder moet in het midden van de draaitafel
opgespannen zijn.
De spilas moet loodrecht op de as van de draaitafel
staan. Als dit niet het geval is, dan komt de TNC met een
foutmelding.
Deze cyclus kan niet bij gezwenkt bewerkingsvlak
worden uitgevoerd.
FREESDIEPTE Q1 (incrementeel): afstand tussen
cilindermantel en bodem van de contour.
OVERMAAT KANTNABEWERKING Q3 (incrementeel):
overmaat voor nabewerking in vlak v.d. ontwikkelende
mantel; overmaat werkt in de richting van radiuscorr.
VEILIGHEIDSAFSTAND Q6 (incrementeel): afstand
tussen kopvlak van het gereedschap en het oppervlak
van de cilindermantel.
DIEPTE-INSTELLING Q10 (incrementeel): maat, die
betrekking heeft op verplaatsing van het gereedschap.
AANZET DIEPTEVERPLAATSING Q11: aanzet bij
verplaatsingen in de spilas.
AANZET FREZEN Q12: aanzet bij verplaatsingen in het
bewerkingsvlak.
CILINDERRADIUS Q16: radius van de cilinder, waarop
de contour bewerkt moet worden.
MAATEENHEID ? GRADEN=0 MM/INCH=1 Q17:
coördinaten van de rotatie-as in het onderprogramma
in graden of mm (inch) programmeren.
176
8 Programmeren: cycli