Download Print deze pagina

HEIDENHAIN TNC 426 Handleiding pagina 148

Verberg thumbnails Zie ook voor TNC 426:

Advertenties

COÖRD. WERKSTUKOPPERVLAK Q203 (absoluut):
coördinaat werkstukoppervlak.
2
e
VEILIGHEIDSAFSTAND Q204 (incrementeel):
coördinaat spilas, waarbij een botsing tussen het
gereedschap en het werkstuk (spaninrichting) is
uitgesloten.
RUIMEN (cyclus 201)
1 De TNC positioneert het gereedschap in de spilas in ijlgang FMAX
naar ingegeven VEILIGHEIDSAFSTAND boven werkstukoppervlak.
2 Het gereedschap ruimt met de ingegeven AANZET F tot de
geprogrammeerde DIEPTE.
3 Op de bodem v.d. boring staat het gereedschap stil, indien
ingegeven
4 Aansluitend verplaatst de TNC het gereedschap met AANZET F
terug naar de VEILIGHEIDSAFSTAND en van daaruit - indien
ingegeven - met FMAX naar de 2
Let vóór het programmeren op het volgende:
Positioneerregel op het startpunt (midden van de boring)
van het bewerkingsvlak met RADIUSCORRECTIE R0
programmeren.
Het voorteken van de parameter DIEPTE legt de
werkrichting vast.
VEILIGHEIDSAFSTAND Q200 (incrementeel): afstand
tussen gereedschapspunt en werkstukoppervlak.
DIEPTE Q201 (incrementeel): afstand tussen
werkstukoppervlak en bodem van de boring.
AANZET DIEPTEVERPLAATSING Q206: verplaatsings-
snelheid van gereedschap bij ruimen in mm/min.
STILSTANDSTIJD BENEDEN Q211: tijd in seconden,
die het gereedschap op de bodem v.d. boring stilstaat.
AANZET TERUGTREKKEN Q208: verplaatsingssnelheid
van het gereedschap bij het terugtrekken uit de boring
in mm/min. Wanneer Q5 = 0 wordt ingegeven, dan
geldt AANZE T RUIMEN.
COÖRD. WERKSTUKOPPERVLAK Q203 (absoluut):
coördinaat werkstukoppervlak.
2
e
VEILIGHEIDSAFSTAND Q204 (incrementeel):
coördinaat spilas, waarbij een botsing tussen
gereedschap en werkstuk (spaninrichting) uitgesloten
is.
HEIDENHAIN TNC 426
VEILIGHEIDSAFSTAND
e
Z
Q206
Q203
Q208
Q211
Q204
Q200
Q201
X
135

Advertenties

loading