12.3 Werkstukken meten met
3D-tastsystemen
Met het 3D-tastsysteem kunnen:
positiecoördinaten en daaruit
maten en hoeken van het werkstuk worden bepaald.
Coördinaat van een positie op het uitgerichte
werkstuk bepalen
Tastfunctie kiezen: softkey PROBING POS indrukken.
Tastsysteem naar een positie in de buurt van het
tastpunt verplaatsen.
Tastrichting en gelijktijdig as kiezen, waaraan de
coördinaat gerelateerd moet worden: met pijltoetsen
as kiezen.
Tasten starten: externe START-toets indrukken.
De TNC toont de coördinaat van het tastpunt als REFERENTIEPUNT.
Coördinaten van een hoekpunt in het
bewerkingsvlak bepalen
Coördinaten van het hoekpunt bepalen, zoals onder „Hoekpunt als
referentiepunt" beschreven is. De TNC toont de coördinaten van het
getaste hoekpunt als REFERENTIEPUNT.
Werkstukmaten bepalen
Tastfunctie kiezen: softkey PROBING POS indrukken.
Tastsysteem naar een positie in de buurt van het
eerste tastpunt A verplaatsen.
Tastrichting met pijltoetsen kiezen.
Tasten: externe START-toets indrukken.
Als REFERENTIEPUNT getoonde waarde kiezen
(alleen, indien eerder vastgelegd referentiepunt
werkzaam moet blijven).
REFERENTIEPUNT: „0" ingeven.
Dialoog afbreken: END-toets indrukken.
Tastfunctie opnieuw kiezen: softkey PROBING POS
indrukken.
266
Z
Y
B
12 3D-tastsystemen
A
X