RONDE SLEUF (spiebaan) met pendelend insteken
(cyclus 211)
Voorbewerken
1 De TNC positioneert het gereedschap in de spil op de 2
VEILIGHEIDSAFSTAND en aansluitend naar het startpunt. Het
startpunt berekent de TNC uit de ingegeven cyclusparameters;
van daaruit positioneert de TNC het gereedschap naar de
ingegeven VEILIGHEIDSAFSTAND boven het werkstukoppervlak.
2 Het gereedschap verplaatst met de AANZET FREZEN naar het
werkstukoppervlak; van daaruit verplaatst de frees - schuin in het
materiaal instekend - naar het andere uiteinde van de sleuf.
3 Aansluitend verplaatst het gereedschap weer schuin instekend
terug naar het startpunt; dit proces (2 t/m 3) herhaalt zich, totdat
de geprogrammeerde FREESDIEPTE bereikt is.
4 Op de FREESDIEPTE verplaatst de TNC het gereedschap voor het
vlakfrezen naar het andere uiteinde van de sleuf.
Nabewerken
5 Voor het nabewerken van de sleuf verplaatst de TNC het
gereedschap tangentiaal naar dat deel van de contour, dat gereed
is. Vervolgens bewerkt de TNC de contour meelopend (bij M3) na.
6 Aan het einde van de contour verplaatst het gereedschap
tangentiaal van de contour af.
7 Afsluitend verplaatst het gereedschap in ijlgang FMAX naar
VEILIGHEIDSAFSTAND terug en - indien ingegeven - naar de 2
VEILIGHEIDSAFSTAND.
Let vóór het programmeren op het volgende:
Het voorteken van de parameter DIEPTE legt de
werkrichting vast.
Freesdiameter niet groter dan SLEUFBREEDTE en niet
kleiner dan een derde van de SLEUFBREEDTE kiezen.
Freesdiameter kleiner dan de helft van de sleuflengte
kiezen: anders kan de TNC niet pendelend insteken.
VEILIGHEIDSAFSTAND Q200 (incrementeel): afstand
tussen gereedschapspunt en werkstukoppervlak.
DIEPTE Q201 (incrementeel): afstand tussen
werkstukoppervlak en bodem van de sleuf.
AANZET FREZEN Q207: verplaatsingssnelheid van het
gereedschap bij het frezen in mm/min.
DIEPTE-INSTELLING Q202 (incrementeel): maat, die
het gereedschap bij een pendelende beweging in de
spilas in het totaal wordt verplaatst.
HEIDENHAIN TNC 426
e
Z
Q203
e
Q207
Q204
Q200
Q202
Q201
X
157