68
STOELEN EN VEILIGHEIDSSYSTEMEN
Waarschuwing
(Vervolg)
letsel als gevolg. Laat de ruimte vrij
waarin de airbag wordt opgeblazen.
Leg niets tussen de inzittende en de
airbag; bevestig of leg niets op de
stuurwielnaaf of op of nabij de
bekleding van andere airbags.
Gebruik geen stoelaccessoires die in
de weg zitten wanneer de zijairbag
in de stoel wordt opgeblazen.
Heeft de auto gordijnairbags, zeker
de lading op het dak dan nooit door
een touw of spanband door de
portier- of ruitopeningen te laten
lopen. Doet u dat wel, dan wordt
het opblazen van de gordijnairbag
verhinderd.
Wanneer moet een airbag
afgaan?
Deze auto is uitgerust met airbags. Zie
Airbagsysteem 0 65. Airbags worden
vanzelf opgeblazen als de kracht van
de aanrijding de specifieke activerings-
drempel van het airbagsysteem
overschrijdt. De drempelwaarden
dienen om te voorspellen of de airbags
bij een ongeval nog tijdig kunnen
worden opgeblazen om de inzittenden
op hun plaats te houden. De auto
heeft elektronische sensors waarmee
het airbagsysteem de ernst van de
aanrijding kan vaststellen. De
drempelwaarden voor activering
kunnen per voertuigontwerp
verschillen.
Frontairbags worden bij zware frontale
of halffrontale aanrijdingen geacti-
veerd, voornamelijk om de kans op
zwaar hoofd- en borstletsel bij de
bestuurder en de passagier op de
buitenste zitplaats voorin te vermin-
deren.
Of de frontairbags worden geactiveerd
hangt niet alleen van uw rijsnelheid
af. Dat is afhankelijk van wat er wordt
geraakt, de richting van de impact en
hoe snel de auto vertraagt.
Frontairbags kunnen bij verschillende
impactsnelheden worden geactiveerd;
dat is afhankelijk van of de auto een
voorwerp recht of schuin raakt, of het
voorwerp stilstond of bewoog, of het
stijf of vervormbaar is en of het smal
of breed is.
Frontairbags dienen niet af te gaan,
wanneer de auto over de kop slaat, bij
aanrijdingen van achteren en uiteenlo-
pende aanrijdingen van opzij.
De auto heeft bovendien technolo-
gisch gezien geavanceerde frontair-
bags. Bij geavanceerde frontairbags
wordt de werking van het systeem
aangepast aan de ernst van de
aanrijding.
Knieairbags worden bij matige tot
zware frontale of bijna-frontale aanrij-
dingen opgeblazen. Knieairbags
worden niet opgeblazen wanneer de
auto omslaat, bij achteraanrijdingen
en veel zijdelingse aanrijdingen.
Zijairbags zullen activeren bij gemid-
delde of ernstige aanrijdingen van
opzij, afhankelijk van de locatie van de
impact. De zijairbags zijn niet bedoeld
om te activeren bij een frontale of
bijna-frontale aanrijding, bij het
omslaan van de auto of bij een aanrij-
ding van achteren. Een zijairbag in de
stoel moet activeren aan de kant waar
de auto wordt geraakt.