198
RIJDEN EN BEDIENEN
Aandrijfsystemen
Aandrijving op alle wielen
Bij auto's met deze functie kan de
modus All-wheel drive (AWD) worden
ingeschakeld. Als de AWD actief is,
brengt het systeem het motorver-
mogen zo nodig op alle vier de wielen
over. Het systeem is volautomatisch
en het richt zich naar de wegomstan-
digheden om de tractie en beheersing
te verbeteren. In de FWD-modus
(voorwielaandrijving) wordt het
motorvermogen alleen op de
voorwielen overgebracht en de AWD
staat dan uit.
De AWD wordt automatisch geacti-
veerd als u een bepaalde rijmodus
selecteert via de MODE-schakelaar. Bij
een wisseling naar de AWD-modus zal
de lamp kort knipperen zodra het
systeem wordt ingeschakeld en de
AWD-lamp licht op zodra het systeem
actief wordt. Als u een non-AWD--
modus kiest, zal de lamp even
knipperen terwijl het systeem wordt
uitgeschakeld en er licht een
2WD-lamp op zodra het AWD-systeem
uitstaat. Zie Regeling bestuurdersmodus
0 203.
Als u een noodreservewiel op een
AWD-auto monteert, dan detecteert
het systeem dat wiel automatisch en
wordt de AWD-werking verminderd
om het systeem te beschermen. Om
de AWD-werking te herstellen en
overmatige slijtage aan het systeem te
voorkomen, vervangt u het noodreser-
vewiel zo snel mogelijk door een
normaal wiel. Zie Compactreservewiel
0 324.
Remsysteem
Elektrische rembekrach-
tiger
Auto's met een elektrische rembekr-
achtiger hebben hydraulische remcir-
cuits, die elektronisch worden
aangestuurd als u het rempedaal
onder normale omstandigheden
intrapt. Het systeem voert regelmatige
tests uit en het wordt binnen enkele
minuten uitgeschakeld als u de auto
uitzet. Op dat moment kunt u een
geluid horen. Als u het rempedaal
indrukt tijdens de tests of als de
elektrische rembekrachtiger uitstaat,
kunt u eventueel duidelijk een veran-
dering in de pedaalkracht of pedaal-
slag voelen. Dit is normaal.
Antiblokkeersysteem (ABS)
Het antiblokkeersysteem (ABS)
voorkomt slippen bij het remmen en
houdt de auto bestuurbaar als u
hard remt.