Als er een probleem is met ABS, gaat
het waarschuwingslampje branden. Zie
Waarschuwingslampje antiblokkeersys-
teem (ABS) 0 121.
Het ABS verandert niet de tijd die u
nodig hebt om uw voet op het rempe-
daal te zetten en zal ook niet altijd de
remweg verkorten. Als u te dicht op
uw voorligger rijdt, hebt u niet genoeg
tijd om te remmen als deze plots
vertraagt of stopt. Laat altijd genoeg
ruimte om te kunnen stoppen, zelfs
met ABS.
ABS gebruiken
Ga niet pompend remmen. Houd het
rempedaal alleen stevig ingetrapt. Dat
u de werking van het ABS hoort en
voelt, is normaal.
Remmen in noodgevallen
Het ABS maakt het mogelijk dat u
gelijktijdig kunt sturen en remmen. In
veel noodgevallen is het nuttiger om
te sturen dan te remmen.
Elektrische handrem
De auto is uitgerust met een elektri-
sche handrem (EPB). U kunt de EPB
altijd activeren, zelfs wanneer de
ontsteking is uitgeschakeld. Vermijd
meerdere activeringen van het
EPB-systeem, wanneer de motor niet
loopt om te voorkomen dat de accu
leegraakt.
RIJDEN EN BEDIENEN
Het systeem heeft een
Elektrische handrem en een
Laat handrem nakijken. Zie Lampje
elektrische handrem 0 120 en
Service controlelampje elektrische
parkeerrem 0 120.
Controleer voordat u uitstapt het
lampje
om er zeker van te zijn dat
de handrem is aangetrokken.
EPB aantrekken
Om de EPB in te schakelen:
1. Zorg dat de auto helemaal
stilstaat.
2. Druk kort op de EPB-schakelaar.
Het lampje
gaat knipperen om,
zodra de EPB volledig is aangetrokken,
te blijven branden. Als het lampje
continu knippert, is de EPB slechts
gedeeltelijk aangetrokken of vertoont
de EPB een probleem. Er verschijnt
een bericht op het DIC. Zet de EPB los
en probeer deze opnieuw aan te
zetten. Als het lampje niet gaat
branden of blijft knipperen, moet uw
auto voor onderhoud naar de garage.
199
lampje
lampje