Voor een beter brandstofverbruik en
snellere koeling van de auto kan de
recirculatie bij warm weer automa-
tisch worden geselecteerd. Het recircu-
latielampje gaat niet branden. Druk op
om de recirculatiefunctie te
kiezen; druk nogmaals op de knop om
voor luchtaanvoer van buiten te
kiezen.
U kunt Engelse maateenheden op de
instrumentengroep in metrieke
eenheden wijzigen. Zie Instrumenten-
groep 0 110.
OFF : Druk hierop om de aanjager in
of uit te schakelen. Het voorste
klimaatdisplay gaat uit als de aanjager
wordt uitgeschakeld en de luchttoe-
voer naar het interieur wordt dan
gestopt. Als On (Aan) is geselecteerd
of als bepaalde andere knoppen zijn
ingedrukt, schakelt de klimaatregeling
in en wordt op de huidige instellingen
geregeld. U kunt de temperatuur en de
luchtverdeling nog steeds aanpassen.
w
x
/
: De temperatuur kan apart
voor de bestuurder en de passagier
worden geregeld. Druk op de pijltjes-
toetsen om de temperatuur te
BEDIENINGSORGANEN VOOR KLIMAATREGELING
verhogen of verlagen. Houd de toetsen
ingedrukt om de temperatuur versneld
te verhogen of te verlagen.
U kunt de temperatuur aan bestuur-
ders- en passagierszijde ook aanpassen
door de knoppen op het klimaatrege-
lingsdisplay aan te raken.
Sync : Raak Sync op het klimaatrege-
lingsdisplay aan om alle klimaatzone--
instellingen te koppelen aan de
bestuurdersinstellingen. Draai aan de
temperatuurknop voor de bestuurders-
zijde om de gesynchroniseerde tempe-
ratuur te wijzigen. Bij het aanpassen
van de instellingen voor de passagier
gaat de controlelamp Sync uit als de
temperaturen worden ontkoppeld.
Handmatige bediening
9
: Druk op de ventilator-
knoppen op de middenconsole of het
klimaatregelingsdisplay om de venti-
lator sneller of langzamer te laten
draaien. Houd de knoppen ingedrukt
om de snelheid sneller aan te passen.
De instelling voor de ventilatorsnel-
heid wordt weergegeven. Bij het
indrukken van een van de knoppen
annuleert u de automatische ventila-
torregeling, waarna u de ventilator
handmatig kunt regelen. Druk op
AUTO om terug te keren naar automa-
tische regeling.
Regeling luchtverdeling : Raak,
terwijl de klimaatregelingsinformatie
is weergegeven, de gewenste luchtver-
deling op het klimaatregelingsdisplay
aan om de richting van de lucht-
stroom te wijzigen. De knop voor de
geselecteerde luchtverdelingsmodus
brandt. Als u een van de knoppen voor
de luchtverdeling aanraakt, wordt de
luchtverdelingsregeling automatisch
geannuleerd en kan de richting van de
luchtstroom handmatig worden
ingesteld. Druk op AUTO om terug te
keren naar automatische regeling.
z
Druk op
,
of
om de richting
van de luchtstroom te veranderen. U
kunt elke willekeurige combinatie van
de drie knoppen kiezen. In de knop
voor de desbetreffende modus gaat
een controlelampje branden.
Om de huidige stand te veranderen,
kiest u een van de volgende mogelijk-
heden:
153