154
BEDIENINGSORGANEN VOOR KLIMAATREGELING
: De lucht wordt naar de luchtroos-
ters in het dashboard geleid.
: De lucht wordt naar de lucht-
roosters in de vloer geleid.
z
: De lucht wordt naar de voorruit
geleid.
0
: De voorruit wordt sneller
condens- of ijsvrij gemaakt. De lucht
wordt naar de voorruit geleid. Druk op
0
voor in- of uitschakelen. Bij het
wijzigen van de luchtverdelingsstand
wordt ook de ontwasemingsfunctie
(ontdooifunctie) uitgeschakeld.
Airco : Raak A/C op het klimaatrege-
lingsdisplay aan om de automatische
airconditioning in of uit te schakelen.
Wanneer de ventilator is uitgeschakeld
of de buitentemperatuur onder het
vriespunt daalt, zal de airco niet
functioneren.
Druk op AUTO om terug te gaan naar
de automatische regeling. De airco zal
dan, indien nodig, inschakelen.
: Druk erop om te wisselen tussen
recirculatie van de lucht in de auto of
de aanvoer van buitenlucht. Het
controlelampje in de knop gaat
branden, wanneer de recirculatie actief
is. Hierdoor kan de lucht in de auto
sneller afkoelen en kunnen buiten-
lucht en nare geuren beter uit de auto
worden geweerd.
Als u op deze knop drukt, wordt de
automatische recirculatie geannuleerd.
Druk op AUTO om terug te gaan naar
de automatische regeling; de recircu-
latie wordt zo nodig automatisch
gestart.
De modus voor handmatige recircu-
latie is niet beschikbaar in de ontdooi-
of ontwasemingsstand.
Automatische ontwaseming : De
klimaatregeling kan zijn uitgerust met
een sensor waarmee automatisch een
hoge luchtvochtigheid in het voertuig
wordt gedetecteerd. Wanneer een hoge
luchtvochtigheid wordt gedetecteerd,
kan de klimaatregeling buitenlucht
gaan toevoeren en de airco uitscha-
kelen. Wanneer de klimaatregeling
niet detecteert dat de ruiten mogelijk
beslaan, zal het teruggaan naar
normaal bedrijf. Om de Automatische
ontwaseming uit of in te schakelen,
zie "Klimaat- en luchtkwaliteit" onder
Persoonlijke instellingen 0 135.
Ionisator : Als de auto is uitgerust
met een luchtverfrisser, verfrist deze
de lucht in de auto door deze te
ontdoen van vervuiling door pollen,
geurtjes en stof. Als het klimaatregel-
systeem aan is en de luchtverfrisser
ingeschakeld is, brandt het status-
lampje luchtverfrisser op het klimaat-
regelingsdisplay. Zie "Klimaat- en
luchtkwaliteit" onder Persoonlijke
instellingen 0 135 voor het uit- en
inschakelen van de luchtverfrisser.
Achterruitverwarming
: Druk op de knop om de achter-
ruitverwarming aan of uit te zetten.
Aan een brandend controlelampje op
de knop is te zien dat de achterruit-
verwarming aan is.
De achterruitverwarming werkt alleen
als het contact aanstaat. De achter-
ruitverwarming gaat uit als u het
contact naar OFF of ACC/ACCESSORY
draait.
De ontwaseming van de achterruit kan
worden ingesteld op Automatische
regeling. Zie Klimaat- en luchtkwali-
teit onder Persoonlijke instellingen
0 135. Wanneer u hebt gekozen voor