Ruitenwissers en -sproeiers
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Voorruitenwissers en -sproeiers
Achterruitwisser en -sproeiers / achteruitrijcamera-reinigingssysteem
Koplampsproeiers
De ruitenwissers en de sproeierinstallatie werken alleen bij ingeschakeld con-
tact en gesloten motorkap resp. achterklep.
ATTENTIE
Bij lage temperaturen de ruitensproeierinstallatie niet gebruiken zonder
eerst de voorruit te verwarmen. De ruitensproeiervloeistof zou kunnen
vastvriezen op de voorruit en het zicht naar voren beperken.
VOORZICHTIG
Als de ruitenwissers zich in de ruststand bevinden, kunnen ze niet van de
■
voorruit worden weggeklapt. Om de ruitenwissers van de ruit weg te kunnen
klappen moeten ze in de servicestand worden gezet
Bij lage temperaturen en in de winter vóór het inschakelen van het contact
■
controleren of de ruitenwisserbladen niet zijn vastgevroren. Als de ruitenwis-
sers worden ingeschakeld terwijl de ruitenwisserbladen zijn vastgevroren,
kunnen zowel de ruitenwisserbladen als de ruitenwissermotor worden be-
schadigd!
Vastgevroren ruitenwisserbladen voorzichtig van de ruit losmaken en snee-
■
uw- en ijsvrij maken.
Voorzichtig met de ruitenwissers omgaan - gevaar voor beschadiging van de
■
voorruit door de ruitenwisserarmen.
Bij weggeklapte voorste ruitenwisserarmen het contact niet inschakelen -
■
gevaar voor beschadiging van de motorkap door de ruitenwisserarmen.
Bij een obstakel op de voorruit proberen de wissers vijfmaal dit obstakel weg
■
te schuiven. Daarna blijven de wissers staan, om beschadiging ervan te voor-
komen. De wissers pas na het verwijderen van het obstakel opnieuw inschake-
len.
74
Bediening
Elke derde keer dat het contact wordt uitgeschakeld, wordt de ruststand van
■
de ruitenwissers vóór gewijzigd. Dit voorkomt het vroegtijdig slijten van de
wisserrubbers.
De ruitensproeiers van de voorruit worden bij draaiende motor en een bui-
■
tentemperatuur van minder dan +10 °C verwarmd.
74
75
Voorruitenwissers en -sproeiers
75
» pag.
214.
De hendel kan in de volgende standen worden gezet
A
Besproeien en wissen van de ruit
Na het loslaten van de bedieningshendel voeren de wissers nog 2 tot 3 wisser-
slagen uit.
Bij een snelheid van meer dan 2 km/h maken de ruitenwissers 5 seconden na
de laatste wisbeweging nog een wisslag om de laatste druppels van de ruit te
wissen. Deze functie kan bij een specialist worden geactiveerd/gedeactiveerd.
Let op
Lees en bekijk eerst
en
op bladzijde 74.
Wissen en sproeien uitgeschakeld
Afhankelijk van de uitrusting:
▶
Intervalwissen van de ruit
▶
Automatisch wissen van de ruit bij regen
Instelling van het ruitenwisinterval voor de stand - door de instelling
van de schakelaar in pijlrichting wissen de ruitenwissers vaker
Langzaam wissen
Snel wissen
Tipwissen van de ruit (tegen de veerdruk in)
Besproeien en wissen van de ruit (tegen de veerdruk in)
Afb. 59
Bediening van de ruitenwisser-
en sproeierinstallatie voor
» afb. 59