Oppompen
›
De vulslang
» afb. 236
op pag. 206 stevig op het bandenventiel schroe-
7
ven.
›
Bij wagens met schakelbak de versnellingshendel in de neutraalstand plaat-
sen.
›
Bij wagens met automatische versnellingsbak de keuzehendel in stand P la-
ten.
›
De motor starten.
›
De steker
in het 12 volt stopcontact steken
6
›
De luchtcompressor met de aan-uitschakelaar
›
Zodra een bandenspanning van 2,0 - -2,5 bar is bereikt, de luchtcompressor
uitschakelen. Maximale werkingstijd 6 minuten
›
Als de bandenspanning van 2,0 - 2,5 bar niet werd bereikt, de vulslang
het ventiel afschroeven.
›
De wagen ongeveer10 meter voor- of achteruitrijden zodat het afdichtmiddel
zich in de band kan "verdelen".
›
De vulslang van de luchtcompressor
en en het oppompen herhalen.
›
De betreffende sticker
» afb. 236
1
zichtsveld van de bestuurder aanbrengen.
Bij een bandenspanning van 2,0 - 2,5 bar kan de rit met maximaal 80 km/h
resp. 50 mph worden voortgezet.
ATTENTIE
Als de band niet tot ten minste 2,0 bar kan worden opgepompt, is de be-
■
schadiging te groot. Het afdichtmiddel is niet in staat de band te dichten.
Niet verder rijden! De hulp van een specialist inroepen.
De bandenvulslang en de luchtcompressor kunnen bij het oppompen heet
■
worden - gevaar voor verbranding.
VOORZICHTIG
De luchtcompressor uiterlijk na 6 minuten werkingstijd uitschakelen - gevaar
voor schade aan de compressor! De luchtcompressor enkele minuten laten af-
koelen, voordat u deze opnieuw inschakelt.
Aanwijzingen voor het rijden met gerepareerde band
Lees en bekijk eerst
op bladzijde 205.
De bandenspanning in de gerepareerde band moet na 10 minuten rijden wor-
den gecontroleerd.
» pag.
94.
inschakelen.
9
»
.
opnieuw stevig op het ventiel draai-
7
op pag. 206 op het dashboard in het ge-
De bandenspanning is 1,3 bar of lager
›
De band kan met de bandenafdichtset niet voldoende worden afgedicht.
Niet verder rijden! De hulp van een specialist inroepen.
De bandenspanning is 1,3 bar of hoger
›
De bandenspanning weer naar de juiste waarde corrigeren
›
De rit voorzichtig voortzetten naar de dichtstbijzijnde specialist met maxi-
maal 80 km/h (50 mph).
ATTENTIE
Een met bandenafdichtmiddel gevulde band heeft niet dezelfde rijeigen-
schappen als een gewone band. De volgende aanwijzingen moeten worden
opgevolgd.
van
7
Niet sneller dan 80 km/h resp. 50 mph rijden.
■
Volgas accelereren, sterk remmen en het snel nemen van bochten vermij-
■
den.
Starthulp
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Starthulp met behulp van de accu van een andere wagen
ATTENTIE
Bij werkzaamheden in de motorruimte de volgende waarschuwingsaan-
■
wijzingen opvolgen
» pag.
Bij het werken met de accu de volgende waarschuwingsaanwijzingen op-
■
volgen
» pag.
193.
Een ontladen accu kan al bij temperaturen net onder 0 °C bevriezen. Bij
■
een bevroren accu geen starthulp geven met behulp van de accu van een
andere wagen - explosiegevaar en gevaar door etsende werking!
Nooit starthulp gebruiken bij accu's met een te laag accuvloeistofpeil -
■
explosiegevaar en gevaar door bijtende werking!
188.
Nooduitrusting en tips om het zelf te doen
» pag.
197.
208
207