Bedieningsbeschrijving
Lees en bekijk eerst
op bladzijde 151.
Overzicht van de bedieningselementen van de snelheidsbegrenzer
Snelheidsregelsysteem activeren (vereiste voorwaarde voor de
A
aansluitende activering van de snelheidsbegrenzer)
Voor de activering van de snelheidsbegrenzer moet de schakelaar
in stand worden gezet en vervolgens de toets
drukt.
Regeling onderbreken (tegen de veerdruk in)
Snelheidsbegrenzer deactiveren (ingestelde limiet wissen)
Regeling weer activeren
B
stappen van 1 km/h), lang indrukken (in stappen van 10 km/h)
Regeling starten / snelheid verlagen - kort indrukken (in stappen
C
van 1 km/h), lang indrukken (in stappen van 10 km/h)
Tussen SRS en snelheidsbegrenzer omschakelen
D
a)
Als er geen snelheidslimiet is ingesteld, dan wordt de actuele snelheid als snelheidslimiet ingesteld.
Na het starten van de regeling wordt de actuele snelheid als snelheidslimiet
opgeslagen en in het instrumentenpaneel gaat het controlelampje
Overschrijding van de snelheidslimiet tijdens de regeling
Als tijdens de regeling een overschrijding van de snelheidslimiet vereist is, bij-
voorbeeld tijdens het inhalen, dan moet het gaspedaal volledig worden inge-
trapt.
Bij het overschrijden van de snelheidslimiet (bv. bij bergaf rijden) klinkt er een
akoestisch signaal en het controlelampje
pert.
152
Rijden
Afb. 191
Bedieningselementen van de
snelheidsbegrenzer
worden inge-
D
/ snelheid verhogen - kort indrukken (in
a)
in het instrumentenpaneel knip-
De regeling wordt weer actief zodra de snelheid onder de ingestelde limiet is
gedaald.
Let op
Door het indrukken van de toets
afgebroken en wordt het SRS geactiveerd.
Automatische afstandsregeling (ACC)
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Werking
Automatisch wegrijden en stoppen
» afb. 191
Bedieningsoverzicht
Regeling starten
Regeling onderbreken/weer herstellen
Gewenste snelheid instellen/wijzigen
Afstandsniveau instellen
Bijzondere rijsituaties
Inhalen en rijden met aanhangwagen
Storingen
De automatische afstandsregeling (hierna alleen nog ACC genoemd) houdt de
ingestelde snelheid resp. afstand ten opzichte van voorliggers aan zonder dat
het gaspedaal of het rempedaal hoeft te worden bediend.
Het gebied voor de wagen en de afstand tot de voor u rijdende voertuigen
wordt door een radarsenor bewaakt
De toestand waarbij de ACC de snelheid resp. afstand constant houdt, wordt
hierna als regeling aangeduid.
branden.
ATTENTIE
De algemene aanwijzingen m.b.t. het gebruik van de hulpsystemen die-
■
nen in acht te worden genomen
onderwerp.
De bestuurder moet elk moment gereed zijn om de bediening van het
■
gas- en rempedaal over te nemen.
» afb. 191
tijdens de regeling wordt deze
D
» pag.
132.
» pag. 131,
in alinea Inleiding voor het
153
154
154
155
155
155
155
156
157
157